ECLI:NL:CBB:2024:489
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening inzake aanvaardbare kosten langdurige zorg en afgekeurde declaratie dagbesteding
In deze zaak heeft Infinitas Care B.V. bezwaar gemaakt tegen de vaststelling van de aanvaardbare kosten voor langdurige zorg door de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa), die op 3 mei 2024 op € 515.857,- is vastgesteld. Infinitas heeft een verzoek om voorlopige voorziening ingediend, omdat zij in financiële problemen verkeert en een voorschot vraagt voor het verschil tussen het vastgestelde bedrag en haar eigen opgave van € 608.176,-. De voorzieningenrechter heeft op 4 juli 2024 een zitting gehouden, waarbij Infinitas en de NZa vertegenwoordigd waren door gemachtigden.
De voorzieningenrechter overweegt dat op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht een voorlopige voorziening kan worden getroffen als er sprake is van spoedeisend belang. Infinitas voert aan dat de dagbesteding daadwerkelijk is geleverd en dat de afgekeurde declaratie rechtmatig is. De voorzieningenrechter constateert echter dat er onvoldoende onderbouwing is voor het verzoek om een voorschot. De NZa heeft vastgesteld dat een bedrag van € 86.871,57 onrechtmatig is gedeclareerd, omdat uit de zorgdossiers van negen cliënten niet blijkt dat er daadwerkelijk dagbesteding is geleverd.
De voorzieningenrechter kan op dit moment geen voorlopig oordeel geven over de rechtmatigheid van het besluit van de NZa. Wel is er een hoorzitting gepland op 11 juli 2024, waar de gedeclareerde dagbesteding verder zal worden onderzocht. De voorzieningenrechter weegt de belangen van de betrokken partijen tegen elkaar af en concludeert dat het belang van de NZa en het Zorgkantoor bij afwijzing van het verzoek zwaarder weegt dan het belang van Infinitas bij toewijzing. Daarom wordt het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De NZa hoeft geen proceskosten te vergoeden.