ECLI:NL:CBB:2015:196

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
24 juni 2015
Publicatiedatum
8 juli 2015
Zaaknummer
AWB 13/41
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • W.E. Doolaard
  • H. Bolt
  • H.A.A.G. Vermeulen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid beroep na ontbinding van VOF Zorg aan Huis Thuiszorg en nacalculatie 2008

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 24 juni 2015 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van het beroep van appellanten na de ontbinding van de vennootschap onder firma (VOF) Zorg aan Huis Thuiszorg. De appellanten, waaronder een voormalig vennoot, hebben beroep ingesteld tegen een besluit van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) dat de nacalculatie over 2008 betrof. De NZa had de tarieven die door de VOF in rekening konden worden gebracht vastgesteld op € 0,-, omdat de rechtmatigheid van de geleverde zorg niet kon worden vastgesteld. Het College oordeelde dat de VOF na ontbinding niet meer voortbestond, waardoor het beroep van de VOF niet-ontvankelijk was wegens het ontbreken van procesbelang. Appellant sub 2, die geen vennoot was, werd eveneens niet-ontvankelijk verklaard, terwijl appellante sub 3, als voormalig vennoot, ontvankelijk werd geacht. De NZa had terecht het eenzijdig door de zorgverzekeraar ingediende nacalculatieformulier als uitgangspunt genomen, omdat de VOF niet had voldaan aan de verzoeken om de zorgproductie correct te registreren. Het College concludeerde dat de rechtmatigheid van de zorg niet kon worden vastgesteld, en verklaarde het beroep van appellanten sub 1 en 2 niet-ontvankelijk en het beroep van appellante sub 3 ongegrond.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 13/41
13950

uitspraak van de meervoudige kamer van 24 juni 2015 in de zaak tussen

1. de voormalige Vof Zorg aan Huis Thuiszorg, tevens h.o.d.n. Zorg aan Huis Zaanstreek/Waterland[naam 1]
2. [naam 2]en
3. [naam 3],allen te [plaats 1], appellanten
(gemachtigde: mr. F. Frank),
en

de Nederlandse Zorgautoriteit, verweerster

(gemachtigde: mr. H.M. den Herder en mr. M.A.M. Verduijn).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[naam 4], te Zwolle in haar hoedanigheid van verbindingskantoor voor de regio [locatie]
(gemachtigde: mr. J.H. de Boer).

Procesverloop

Bij tariefbeschikking van 3 mei 2011 (het primaire besluit) heeft verweerster (hierna ook: zorgautoriteit) de nacalculatie over 2008 verwerkt en de tarieven die door [naam 1] in rekening kunnen worden gebracht vastgesteld op € 0,-.
Bij besluit van 4 december 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerster het bezwaar van [naam 1] tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Appellanten hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 2 december 2013 heeft [naam 4] als derde-partij gereageerd op het beroep van appellanten.
Appellanten hebben nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 februari 2015. Van de zijde van appellanten is appellante sub 3 verschenen, bijgestaan door de gemachtigde. Verweerster heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. E.C Pietermaat en mr. M.A.M. Verduijn. [naam 4] heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde en [naam 5].

Overwegingen

1.1
Op instellingen die zorg verlenen waarop verzekerden op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) aanspraak hebben, is de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg) van toepassing. In de Wmg wordt het begrip tarief gedefinieerd als een prijs voor een prestatie, een deel van een prestatie of geheel van prestaties van een zorgaanbieder. Een prestatie in de definitiebepalingen van de Wmg is de levering van zorg door een zorgaanbieder. Verweerster is ingevolge artikel 16, onder a, Wmg bevoegd tot het vaststellen van prestaties en tarieven.
1.2
Ingevolge artikel 50, eerste lid, Wmg, zoals dat luidde ten tijde van belang, legt de zorgautoriteit, met inachtneming van de artikelen 51 tot en met 56 en 59, in een beschikking ten behoeve van het rechtsgeldig in rekening kunnen brengen van een tarief vast:
a. of er sprake is van een vrij tarief, zijnde een tarief waarop artikel 35, eerste lid, onderdelen a en b, niet van toepassing is;
b. of er sprake is van een vast tarief;
c. of er sprake is van een bedrag dat ten minste of ten hoogste als tarief in rekening kan worden gebracht;
d. de beschrijving van de prestatie, deel van de prestatie of geheel van prestaties behorend bij het tarief bedoeld in de onderdelen a, b en c.
Bij de toepassing van de aanhef en onderdelen b en c in de eerste volzin stelt de zorgautoriteit de hoogte van het tarief dan wel het bedrag dat als tarief in rekening kan worden gebracht vast in die beschikking.
1.3
Ingevolge artikel 52 Wmg, zoals dat luidde ten tijde van belang, past de zorgautoriteit artikel 50, eerste lid, onderdelen b en c, toe:
a. op aanvraag van een zorgaanbieder en een ziektekostenverzekeraar, indien zij een tarief zijn overeengekomen. Het vastgestelde tarief geldt voor alle gevallen waarin de zorgaanbieder het tarief in rekening brengt aan de ziektekostenverzekeraar of aan degene die bij deze voor de prestatie waarop het tarief van toepassing is, is verzekerd;
b. op aanvraag van een zorgaanbieder of een ziektekostenverzekeraar dan wel ambtshalve, indien op een ingevolge onderdeel a gedane aanvraag afwijzend is beslist. De tweede volzin van onderdeel a is met betrekking tot dat tarief van overeenkomstige toepassing;
c. op aanvraag van een zorgaanbieder of van een ziektekostenverzekeraar, indien een overeenkomst als bedoeld in onderdeel a niet tot stand komt. Bij de vaststelling bepaalt de zorgautoriteit in welke gevallen het tarief geldt;
d. op aanvraag van een zorgaanbieder dan wel ambtshalve, voor alle gevallen waarin het in rekening wordt gebracht aan iemand die voor de prestatie waarop het tarief van toepassing is, niet is verzekerd bij een ziektekostenverzekeraar. Daarbij kunnen met betrekking tot de kring van hen aan wie het tarief rechtsgeldig in rekening kan worden gebracht, beperkingen worden gesteld;
e. ambtshalve, indien een beleidsregel als bedoeld in artikel 57 dat vordert;
f. ambtshalve, indien de zorgautoriteit daarbij een grens als bedoeld in artikel 50, tweede lid, vaststelt.
1.4
Met ingang van 1 januari 2005 is voor instellingen die zorg verlenen waarop verzekerden aanspraak hebben op grond van de AWBZ, een systeem van macrobudgettering geïntroduceerd. In dit systeem kan verweerster worden verzocht een budget voor AWBZ-instellingen vast te stellen. De tarieven van de AWBZ-instellingen worden bepaald op basis van een telkens voor één jaar geldend bedrag aan aanvaardbare kosten (het budget). Hiertoe maakt de zorgaanbieder productieafspraken met verweerster. Op het voor een AWBZ-instelling vastgestelde budget wordt nagecalculeerd. In dat kader stelt verweerster het verschil vast tussen de daadwerkelijk gerealiseerde productie en de gemaakte productieafspraak voor dat jaar. Nadat de nacalculatie is afgerond, is het budget definitief vastgesteld. In geschil is de verwerking van de nacalculatie over het jaar 2008. Van toepassing zijn de Beleidsregel CA-238 aanvaardbare kosten (Beleidsregel CA-238), de Beleidsregel CA-362 nacalculatie (Beleidsregel CA-362), de Regeling VA/NR-100.048 Controle en administratie AWBZ-verzekeraars (Regeling VA/NR-100.048) en de Regeling CA/NR-100.63 Administratieve Organisatie en Interne Controle AWBZ-zorgaanbieders (Regeling CA/NR-100.63).
Artikel 3 van Beleidsregel CA-238 bepaalt:
“(…)
3.2
Op de afgesproken productie (in het kader van de beleidsregels personeelskosten, materiële kosten, intramurale zorg, extramurale zorg, palliatief terminale zorg en zorgzwaartetoeslag) zal volledig nagecalculeerd worden op basis van de gerealiseerde productie, waarbij het totaalbedrag van de totale gehonoreerde productieafspraak de bovengrens is.
(...)”
Artikel 2 van Beleidsregel CA-362 bepaalt:
“(...)
2.1 Zorgaanbieder en zorgkantoor verzoeken uiterlijk 1 september 2009 tot afhandeling van de nacalculatie 2008. Deze nacalculatie bestaat uit de nacalculatie op de geleverde productie 2008 en de nacalculatie op overige nacalculeerbare onderdelen van de Aanvaardbare kosten 2008 middels het daartoe door de Nederlandse Zorgautoriteit (Nza) vastgestelde formulier Nacalculatie 2008. De Regeling Administratieve Organisatie en interne Controle AWBZ–zorgaanbieders is van overeenkomstige toepassing.
Zorgaanbieder en zorgkantoor verzoeken met dit formulier eveneens om de vaststelling van de verrekening van het verschil tussen de Aanvaardbare kosten en de opbrengst van de overeengekomen vaste tarieven op basis van de geleverde intramurale en extramurale productie. Nadat de beoordeling van de nacalculatieaanvraag is afgerond en verwerkt in een tariefbeschikking, is wijziging van de Aanvaardbare kosten 2008 niet meer mogelijk.
(…)”
In de meeste gevallen dienen zorgaanbieder en zorgkantoor het nacalculatieformulier gezamenlijk in. Indien zij geen overeenstemming bereiken stelt verweerster het tarief vast op grond van het bepaalde in artikel 52, aanhef en onder c, van de Wmg.
1.5
Regeling VA/NR 100.048 heeft ingevolge artikel 3 tot doel het bevorderen van een goede uitvoering van de AWBZ. Blijkens de toelichting op de regeling is uitgangspunt dat de AWBZ-verzekeraars zelf verantwoordelijk zijn voor de rechtmatige en doelmatige uitvoering van de verzekering. Daartoe voorziet de AWBZ-verzekeraar ingevolge artikel 5 in controles op de rechtmatigheid van baten en lasten, waaronder begrepen controles op de rechtmatigheid van de inschrijving als verzekerde, de rechtmatigheid van de aanspraken die men bij hem doet gelden en op een verantwoorde uitvoering van de overeenkomsten als bedoeld in artikel 15 van de AWBZ, zowel naar prestatie als naar kosten.
1.6
Regeling CA/NR-100.63 heeft tot doel de betrouwbaarheid van de productieregistratie en facturering te waarborgen. Artikel 4, eerste lid, bepaalt dat de vastlegging aan de bron van de productie-eenheden volledig juist en tijdig dient te zijn. Ingevolge het tweede lid vindt de registratie van de productie plaats door de zorgadministratie op basis van de eerste aantekeningen bij de intake en op basis van de van de zorgafdelingen ontvangen productregistratie. Het derde lid bepaalt dat de zorgaanbieder ten behoeve van het zorgkantoor de noodzakelijke AWBZ-registratiegegevens vastlegt conform de landelijk geldende standaarden voor het elektronisch berichtenverkeer. In de toelichting op deze regeling is het volgende opgenomen:
“Ter waarborging van de betrouwbaarheid van de productieregistratie en
facturering dienen minimale eisen te worden gesteld aan de administratieve organisatie en interne controle (AO/IC) bij de AWBZ-zorgaanbieders. De voorschriften van de AO/IC AWBZ zijn opgesteld voor de controlewerkzaamheden van de zorgkantoren. Indien het interne toezicht op orde is, past afstand van de NZa als toezichthouder.
(…)
Vastlegging van de gegevens
De vastlegging aan de bron dient volledig, juist en tijdig te zijn. Dit veronderstelt goede instructies en opleidingen op een zodanige wijze dat de administratieve procedures en interne controlemaatregelen goed verlopen waarmee de juiste, volledige en tijdige vastlegging van de productie-eenheden wordt gegarandeerd. Er moet worden vastgesteld of de cliënt die een AWBZ-zorgaanspraak tot gelding brengt, tot de kring der verzekerden behoort en ingeschreven is bij een toegelaten uitvoeringsorgaan. Tevens moet de geleverde zorg plaatsvinden conform het indicatiebesluit van het CIZ en moet de geleverde zorg in rekening zijn gebracht conform het overeengekomen Nza-tarief.
AWBZ-brede zorgregistratie (AZR)
De AZR is een landelijke systematiek voor het registreren en uitwisselen van berichten tussen het indicatieorgaan, het zorgkantoor en de zorgaanbieder. Met de AZR zijn de ketenpartners in staat het proces van zorgtoewijzing en zorglevering te ondersteunen, om zo de cliënten zo goed en efficiënt mogelijk van de geïndiceerde zorg te voorzien. Het zorgkantoor vervult een centrale rol in de regionale informatieketen.
Vanaf de uitrol van release 2.1 en de ultieme vulling van de AZR zal de zorgaanbieder de voor het zorgkantoor noodzakelijke gegevens aan kunnen leveren conform de landelijk geldende standaarden voor het elektronisch berichtenverkeer van de AZR.
De zorgaanbieder levert melding aanvraag zorg- (MAZ) en Mutatie einde zorg (MUT)-berichten juist, volledig en tijdig aan het zorgkantoor aan, conform het Handboek Zorgregistratie. De zorgaanbieder past de bij de AZR behorende bedrijfsregels toe”.
1.7
De verdere werking en invulling van de AZR is neergelegd in het Handboek Zorgregistratie (Handboek)
.Het Handboek beschrijft hoe de AZR het proces van indicatiestelling tot zorglevering ondersteunt en aan welke afspraken de ketenpartijen in de AWBZ zich houden waar het gaat om de uitwisseling van informatie. Uit het Handboek blijkt dat bij het elektronisch berichtenverkeer tussen zorgaanbieder en zorgkantoor landelijk gebruik wordt gemaakt van Algemeen gegevens beheer zorgverleners (AGB)-codes. Alle toegelaten zorgaanbieders krijgen een eigen unieke AGB-code. Ten behoeve van een juist gebruik van de AZR is het vooral voor de zorgtoewijzing van belang dat een zorgaanbieder uniek geïdentificeerd kan worden. Een zorgkantoor maakt alleen contractuele/productieafspraken met een zorgaanbieder die een AGB-code heeft. Tevens is het voor een juist gebruik van de AZR van belang om te weten met welk zorgkantoor een zorgaanbieder een contractrelatie heeft; een zorgkantoor is uitsluitend verantwoordelijk voor de zorgtoewijzingen aan de zorgaanbieders met wie het een contractrelatie heeft.
Het College voor zorgverzekeringen (CVZ) heeft speciaal voor de AZR een eigen tabel samengesteld: de AZR-AGB-codelijst. In deze tabel wordt van alle zorgaanbieders de AGB-code vastgelegd en het zorgkantoor waarmee de zorgaanbieder een contractrelatie heeft. Als een zorgaanbieder met meer dan één zorgkantoor een contractrelatie heeft, heeft hij voor elke relatie een aparte AGB-code.
1.8
Naast het aanleveren van gegevens aan het zorgkantoor is de zorgaanbieder verplicht cliëntgegevens en gegevens over de geleverde zorguren te verstrekken aan het Centraal Administratiekantoor (CAK). Voor de aanlevering van deze gegevens wordt ook gebruik gemaakt van AGB-codes. De aanlevering vindt niet plaats via de AZR maar via de CAK Online Registratie functionaliteit (CORFU). Op basis van deze gegevens stelt het CAK de eigen bijdrage vast die de cliënt moet betalen.
2.1
[naam 1] heeft, voordat zij werd ontbonden, extramurale zorg verleend in het kader van de AWBZ. Zij heeft vanaf 2004 zorgovereenkomsten gesloten met het [naam 6] en vanaf 1 januari 2006 ook met het [naam 4]. Daarnaast heeft zij als onderaannemer zorg verleend voor andere zorgaanbieders, waaronder [naam 7], [naam 8] en [naam 9].
2.2
Op 30 juni 2008 heeft [naam 1] met [naam 4] een zorgovereenkomst gesloten voor het jaar 2008. Partijen zijn, voor zover hier van belang, het volgende overeengekomen:
“I.C De contractuele relatie tussen partijen ter zake de verlening van zorg aan verzekerden krachtens de AWBZ wordt beheerst door:
(…)
Deel II Algemene voorwaarden en aanvullingen
(….)
Artikel 9, Melding, registratie, verantwoording en het verstrekken van inlichtingen
1. De zorgaanbieder meldt onverwijld, doch uiterlijk binnen drie werkdagen, na aanvang van de zorg aan het zorgkantoor: de datum aanvang zorg en welke zorgprestaties (functie en klasse) wordt geleverd.
2. De zorgaanbieder zal wijzigingen en berichten einde zorg binnen vijf werkdagen te rekenen vanaf de mutatiedatum doorgeven.
(…)
6. De zorgaanbieder en het zorgkantoor zullen gegevens geautomatiseerd uitwisselen en daarbij gebruik maken van standaarden inzake externe integratie welke conform de afspraken inzake AWB brede zorgregistratie (AZR) landelijk zijn overeengekomen.
(…)”
Bij brief van 22 december 2008 heeft [naam 4] deze overeenkomst per direct opgezegd onder meer omdat [naam 1] geen gegevens heeft aangeleverd bij het CAK op de AGB-code van [naam 4].
2.3
[naam 1] en [naam 4] hebben bij verweerster ieder afzonderlijk een nacalculatieformulier 2008 ingediend. Op 27 maart 2009 heeft [naam 1] het nacalculatieformulier 2008 ingediend. Het totaal bedrag gedeclareerde productie 2008 bedraagt € 429.162,-. Tevens heeft [naam 1] de bij het nacalculatieformulier behorende accountantsverklaring ingediend. Dit betreft een oordeel met beperking. Op 17 maart 2010 heeft verweerster het nacalculatieformulier 2008 van [naam 4] ontvangen. Het totaalbedrag gedeclareerde productie 2008 bedraagt € 0,-, onder meer omdat [naam 1] volgens [naam 4] geen uren heeft aangeleverd bij het CAK. Op 25 maart 2010 heeft verweerster een tariefhoorzitting gehouden waar [naam 1] en [naam 4] zijn gehoord. [naam 1] heeft tijdens de hoorzitting naar voren gebracht dat de volledige extramurale productie over 2008 is geregistreerd bij het CAK op de AGB-code van [naam 6] en dat de productiecijfers in het kader van onderaanneming zijn verantwoord bij de hoofdaannemer.
2.4
Naar aanleiding van de tariefhoorzitting heeft verweerster, bij brief van
29 maart 2010, [naam 1] in de gelegenheid gesteld de extramurale productie 2008 die bij het CAK is verwerkt onder de AGB-code van [naam 6] uit te splitsen naar: de extramurale productie [naam 6], de extramurale productie [naam 4] en de extramurale productie per hoofdaannemer. Overeengekomen is dat [naam 1] de gegevens aanlevert bij [naam 4], opdat deze de cijfers kan toetsen in het kader van zijn reguliere taak om te voorzien in controle op de rechtmatigheid van de verleende zorg. Voorts is afgesproken dat partijen verweerster informeren over hun bevindingen. [naam 1] heeft in de periode van 25 maart 2010 tot en met en 17 augustus 2010 gegevens overgelegd. Tevens is er tussen partijen over de gegevens gecorrespondeerd.
Uit de overgelegde gegevens kwam naar voren dat de in het CAK geregistreerde productie uitsluitend de met [naam 6] overeengekomen productie betrof. Dit in tegenstelling tot hetgeen is verklaard op de tariefhoorzitting. Bij brief van 6 mei 2010 heeft verweerster [naam 1] verzocht de extramurale productie 2008 van [naam 4] alsnog te registreren op de AGB-code van [naam 4], opdat [naam 4] de cijfers kan toetsen in het kader van zijn reguliere taak.
Op 24 juni 2010 heeft [naam 1] een herzien nacalculatieformulier ingediend inclusief accountantsverklaring. Daarbij is het totaalbedrag gedeclareerde productie gewijzigd in
€ 690.159,- . De accountantsverklaring bevat wederom een oordeel met beperking. Bij brief van 29 juni 2010 heeft [naam 4] verweerster meegedeeld dat zij heeft geconstateerd dat [naam 1] niet heeft voldaan aan het verzoek tot aanlevering van de extramurale productie per hoofdaannemer. [naam 1] heeft vervolgens de urenspecificaties betreffende de productie in onderaanneming aangeleverd. [naam 4] heeft hierna bij e-mailbericht van 6 juli 2010 [naam 1] erop gewezen dat zij tot op dat moment geen gegevens heeft aangeleverd in de AZR en dat de AZR het instrument is om de rechtmatigheid van de geleverde zorg te kunnen controleren. Bij brief van 3 augustus 2010 heeft verweerster [naam 1] verzocht de gegevens die de toetsing van de rechtmatigheid van de geleverde zorg mogelijk maken in te zenden voor 18 augustus 2010 en opnieuw verzocht de extramurale productie over 2008 te registreren op de AGB-code van [naam 4].
.Bij brief van 20 augustus 2010 heeft [naam 4] verweerster bericht dat [naam 1] niet heeft voldaan aan zijn verzoek om registratie van cliënten in de AZR op de AGB-code van [naam 4] (nummer […]). [naam 1] heeft bij e-mailberichten van 20 augustus 2010 aan verweerster een reactie op deze brief gegeven inhoudende dat zij meent de gevraagde informatie te hebben verstrekt. Bij brief van 30 november 2010
,heeft verweerster [naam 1] ervan in kennis gesteld dat zij geconstateerd heeft dat [naam 1] niet heeft voldaan aan het verzoek om registratie van cliënten in de AZR op de AGB-code van [naam 4]. Verweerster heeft meegedeeld dat dit betekent dat [naam 4] wegens het ontbreken van registratie geen toetsing op de rechtmatigheid van de geleverde zorg kan uitvoeren. Verweerster neemt daarom het eenzijdig door [naam 4] ondertekende nacalculatieformulier 2008 als uitgangspunt en stelt de definitieve aanvaardbare kosten 2008 van de extramurale productie op het bedrag van € 0,-. Hierna heeft verweerster het primaire besluit genomen.
2.5
Hangende bezwaar heeft [naam 4] bij brief van 11 oktober 2011 meegedeeld dat gebleken is dat [naam 1] alsnog 45 cliënten bij het CAK heeft geregistreerd op de AGB-code van [naam 4] (nummer […]). [naam 4] heeft deze gegevens gecontroleerd op dubbele verstrekking en rechtmatigheid. Op grond daarvan heeft [naam 4] geconstateerd dat van 45 cliënten 34 ook staan geregistreerd bij andere zorgaanbieders. Voorts heeft [naam 4] geconstateerd dat van 26 cliënten een AWBZ-indicatie over 2008 ontbreekt en dat van 17 cliënten geen melding aanvang zorg (MAZ-bericht) is gedaan en 2 cliënten niet bekend zijn in de AZR. [naam 1] heeft deze constateringen gemotiveerd betwist.
2.6.
Naar aanleiding van de hoorzitting op 8 februari 2012 heeft verweerster teneinde de mogelijkheid te onderzoeken of [naam 1] op enigerlei wijze toch rechtmatige AWBZ-zorg heeft geleverd in de zorgkantoorregio [locatie] op 8 maart 2012 een bezoek gebracht aan [naam 4] en op 27 maart 2012 een bezoek gebracht aan [naam 6]. Van de bezoeken zijn afzonderlijke verslagen opgemaakt.
3.1
Bij het bestreden besluit heeft verweerster het bezwaar van [naam 1] ongegrond verklaard. Onder verwijzing naar de uitspraak van het College van 4 oktober 2007 ECLI:NL:CBB:2007:BB5004 heeft verweerster overwogen dat zij zich bij een eenzijdige aanvraag niet alleen moet vergewissen van de noodzaak van het doen van een eenzijdige aanvraag maar ook van de grondslag van de weigering van de zorgverzekeraar om die aanvraag mede te ondertekenen. Verweerster heeft naar aanleiding van de tariefhoorzitting op 25 maart 2010 [naam 1] meerdere malen verzocht de extramurale productie over 2008 die aan cliënten van [naam 4] is geleverd te registreren op de AGB-code van [naam 4]. [naam 1] heeft volgens verweerster onvoldoende aan dit verzoek voldaan.
In bezwaar is (wederom) naar voren gekomen dat [naam 4] het door appellanten eenzijdig ingediende nacalculatieformulier niet heeft ondertekend, omdat de rechtmatigheid van de geleverde zorg volgens haar nog altijd niet is vast te stellen. Verweerster heeft na kennisneming van de stukken en het verhandelde ter hoorzitting geconstateerd dat niet alle vraagpunten rondom de levering van de AWBZ-zorg zijn opgelost en [naam 1] de vragen van [naam 4] niet op voldoende verifieerbare wijze heeft beantwoord. Mede naar aanleiding van de in maart 2012 afgelegde bezoeken heeft verweerster eveneens geen mogelijkheden gezien om de rechtmatig geleverde zorg ten behoeve van [naam 1] in de regio [plaats 2] vast te stellen. [naam 4] heeft het door [naam 1] ingediende nacalculatieformulier derhalve niet op oneigenlijke gronden geweigerd te ondertekenen. Het door [naam 4] ingediende nacalculatieformulier is, volgens verweerster, dan ook terecht als uitgangspunt genomen.
3.2
Verweerster heeft voorts overwogen dat de discussie tussen [naam 1] en [naam 4] over de wijze waarop de geleverde zorg zou moeten worden geregistreerd niet aan haar kan worden tegengeworpen. Dergelijke afspraken zijn volgens verweerster onderdeel van de tussen [naam 1] en [naam 4] gesloten overeenkomst. Verweerster acht zich - gelet op de reikwijdte van haar wettelijke taak - niet bevoegd te treden in dergelijke civielrechtelijke verhoudingen. Dat geldt ook voor de manier waarop de rechtmatigheid van de geleverde zorg feitelijk zou moeten worden vastgesteld.
4.1.
Appellanten hebben het bestreden besluit gemotiveerd betwist. Zij hebben daartoe een groot aantal gronden aangevoerd. Samengevat komt het betoog van appellanten er in de kern op neer dat [naam 1] de totale zorgproductie 2008 correct heeft geregistreerd in de administratie van het CAK en adequaat en conform de eisen van verweerster heeft aangetoond welke productie [naam 1] in 2008 heeft geleverd. Daarbij zijn zij van mening dat er geen wettelijke of contractuele verplichting bestaat waaruit volgt dat de zorgproductie via de AZR moet worden geregistreerd en dat ook niet is gebleken dat de rechtmatigheid van de geleverde zorg uitsluitend aan de hand van de AZR dient te worden getoetst. Volgens appellante sub 3 dient de controle van de (omvang van) de daadwerkelijk geleverde zorg plaats te vinden aan de hand van de bij het CAK in CORFU ingevoerde uren.
4.2.
Verweerster stelt zich op het standpunt dat zij terecht het nacalculatiefomulier 2008 van [naam 4] tot uitgangspunt heeft genomen. Verweerster vergelijkt bij de nacalculatie de daadwerkelijke productie met de gemaakte productieafspraak voor dat jaar.
Verweerster was in dit geval niet in staat die vergelijking te maken omdat, zowel in de fase voorafgaand aan het primaire besluit als in de fase voorafgaand aan de beslissing op bezwaar, niet is komen vast te staan welke productie [naam 1] over het jaar 2008 in de regio van het zorgkantoor ([naam 4]) heeft geleverd. Verweerster betwist de stelling dat [naam 1] heeft voldaan aan de bewijsopdracht van verweerster alsmede de stelling dat het in 2008 niet mogelijk, gangbaar en verplicht was om de noodzakelijke gegevens te registreren via de AZR.
4.3
[naam 4] stelt zich op het standpunt dat [naam 1] de met [naam 4] overeengekomen productie op een onjuiste AGB-code heeft verantwoord, namelijk op de AGB-code van [naam 6]. Weliswaar heeft [naam 1] in bezwaar getracht uren op te geven bij het CAK (op de AGB-code van [naam 4]) maar afgezien van het feit dat dit geen AZR registratie betreft kan met deze gegevens op geen enkele wijze de rechtmatigheid van de productie gecontroleerd worden.
5. Het College komt tot de volgende beoordeling.
5.1
Het College zal eerst ingaan op de vraag of het beroep van appellanten ontvankelijk is. Ingevolge artikel 8:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan alleen een belanghebbende beroep instellen tegen een besluit. Alvorens beroep in te stellen, dient ingevolge artikel 7:1, eerste lid, Awb degene aan wie het recht is toegekend tegen een besluit beroep op een administratieve rechter in te stellen, tegen dat besluit bezwaar te maken, tenzij een dergelijk besluit aan goedkeuring is onderworpen. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, Awb wordt onder een belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Verweerster heeft aangevoerd dat appellanten sub 2 en 3 geen bezwaar hebben gemaakt tegen het primaire besluit. Bovendien was appellant sub 2 geen vennoot van [naam 1] en is hij daarom niet aan te merken als belanghebbende.
5.2
Het primaire besluit is gericht aan het bestuur van [naam 1]. Uit het uittreksel uit het handelsregister van de Kamers van Koophandel volgt dat [naam 1] per 31 oktober 2010 is ontbonden. Vereffening en verdeling van het vermogen, zoals bedoeld in artikel 32 van het Wetboek van Koophandel (WvK), heeft wegens het gebrek aan aanwezige baten niet plaatsgevonden. Hieruit volgt dat de vennootschap na ontbinding niet meer is blijven voortbestaan en dat het beroep van [naam 1] wegens verlies van procesbelang niet ontvankelijk is.
Appellant sub 2 is geen geadresseerde geweest van het bestreden besluit en hij is ook geen (mede)vennoot van [naam 1] geweest. Zijn belangen zijn niet rechtstreeks betrokken bij het bestreden besluit en hij kan dan ook niet worden aangemerkt als belanghebbende. Zijn beroep is evenmin ontvankelijk.
Appellante sub 3 is medevennoot van [naam 1] geweest. Als zodanig is zij ingevolge artikel 18 WvK, hoofdelijk aansprakelijk voor het geheel van de verplichtingen van de vennootschap onder firma. Het primaire besluit is tot haar gericht als voormalig vennoot en het door [naam 1] gemaakte bezwaar kan worden geacht mede namens haar te zijn gemaakt. Zij heeft in de hoedanigheid van voormalig vennoot beroep ingesteld tegen het bestreden besluit en is dan ook aan te merken als belanghebbende. Het beroep van appellante sub 3 is ontvankelijk.
5.3
In geschil is of verweerster bij de nacalculatie 2008 terecht het eenzijdig door [naam 4] ingediende nacalculatieformulier 2008 als uitgangspunt heeft genomen en de tarieven die in rekening kunnen worden gebracht terecht heeft vastgesteld op € 0,-. [naam 4] heeft het tarief op € 0,- gesteld omdat zij de rechtmatigheid van de geleverde productie niet heeft kunnen vaststellen. Teneinde ambtshalve het tarief te kunnen vaststellen heeft verweerster beoordeeld of [naam 4] op goede gronden tot die conclusie heeft kunnen komen. Anders dan appellante sub 3 stelt was het niet aan verweerster om de rechtmatigheid van de geleverde productie vast te stellen. Deze taak ligt bij [naam 4] in het kader van haar verantwoordelijkheid voor de rechtmatige en doelmatige uitvoering van de AWBZ. Het geschil spitst zich derhalve toe op beantwoording van de vraag of verweerster terecht heeft geconcludeerd dat [naam 4] niet in staat is geweest de rechtmatigheid van de geleverde zorg vast te stellen.
5.4
Uit het in 2.1 geciteerde deel van de tussen [naam 1] en [naam 4] gesloten zorgovereenkomst volgt dat partijen overeengekomen zijn dat [naam 1] aan [naam 4] de datum van aanvang van de zorg meldt en welke zorgprestaties er worden geleverd. Daarbij zijn partijen overeengekomen gebruik te maken van de standaarden inzake externe integratie welke conform de afspraken inzake de AZR landelijk zijn overeengekomen. Hiermee heeft [naam 1] zich contractueel verbonden de benodigde gegevens aan [naam 4] aan te leveren via de AZR. Uit de in 1.4 en 1.5 aangehaalde beleidsregels volgt eveneens dat de zorgaanbieder, in dit geval [naam 1], de noodzakelijke gegevens vastlegt conform de landelijk geldende standaarden voor het elektronisch verkeer. Beleidsregel CA/NR-2100.63 heeft tot doel de betrouwbaarheid van de productieregistratie en facturering te waarborgen. Uit de toelichting op de beleidsregel blijkt voorts dat de voorschriften zijn opgesteld ten behoeve van de controlewerkzaamheden van het zorgkantoor, in casu [naam 4]. Hieruit volgt naar het oordeel van het College dat [naam 4] zich op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat het de rechtmatigheid van de geleverde zorg diende te toetsen aan de hand van de gegevens in de AZR. Het College verwerpt dan ook het standpunt van appellante sub 3 dat zij in 2008 niet verplicht was de productiegegevens aan te leveren in de AZR en dat [naam 4] de rechtmatigheid van de zorg niet aan de hand van de AZR gegevens behoefde te beoordelen.
5.5.
[naam 4] heeft naar voren gebracht dat zij de rechtmatigheid van de geleverde zorg controleert via de registratie in de AZR. Aan de hand van de meldingen aanvang zorg in de AZR kan het zorgkantoor per zorgaanbieder controleren of er sprake is van een AWBZ-verzekerde die voor een bepaald aantal uren van een bepaalde type zorg een indicatiebesluit heeft van het Centrum Indicatiesteling Zorg (CIZ) en of de zorgaanbieder de verzekerde in zorg heeft genomen en tot wanneer. Als vast staat dat de zorg rechtmatig is geleverd, wordt gekeken naar de omvang van de verleende zorg.
Vast staat dat [naam 1] aanvankelijk de zorgproductie over 2008 aan het CAK heeft aangeleverd op de AGB-code van [naam 6], althans niet op de AGB-code van [naam 4].
[naam 1] is naar aanleiding van de tariefhoorzitting in de gelegenheid gesteld de rechtmatigheid van de geleverde zorg aan te tonen door de gegevens alsnog te registreren op de juiste AGB-code van [naam 4]
.Hiertoe heeft verweerster voor [naam 1] een toegangscode voor de AZR gevraagd
.[naam 1] heeft weliswaar gegevens overgelegd, maar niet voldaan aan de herhaalde verzoeken van verweerster om de ten laste van [naam 4] geleverde zorg alsnog te registreren op de AGB-code van [naam 4]. Vast staat ook dat [naam 1] geen gegevens heeft aangeleverd via de AZR. [naam 4] heeft dan ook aan de hand van de AZR de rechtmatigheid van de geleverde zorg niet kunnen vaststellen.
heeft, toen hangende bezwaar bleek dat [naam 1] alsnog 45 cliënten bij het CAK had geregistreerd op de AGB-code van [naam 4], aan de hand van vergelijking van het klantenoverzicht van [naam 4] met de klantenoverzichten van [naam 6], [naam 9], [naam 7] en [naam 8], deze gegevens alsnog gecontroleerd op dubbele verstrekkingen en op rechtmatigheid. [naam 4] is tot de conclusie gekomen dat van de 45 personen 34 personen ook door de andere zorgaanbieders bij het CAK zijn geregistreerd. Van 26 klanten ontbrak een AWBZ-indicatie, van 17 klanten is geen melding aanvang zorg gedaan en 2 klanten zijn in het geheel niet bekend. [naam 1] heeft erkend dat in 14 gevallen mogelijk sprake is van een dubbeltelling, maar tegengesproken dat daarvan in de overige gevallen sprake was. Weliswaar was sprake van meerdere zorgaanbieders, maar ging het of om een ander type zorg, of om opeenvolgende periodes waarin zorg is geleverd voor verschillende zorgaanbieders, aldus [naam 1]. [naam 1] heeft een overzicht overgelegd waaruit dit zou moeten blijken en daarnaast AWBZ-indicaties van de betrokken klanten overgelegd. [naam 4] heeft in deze nadere informatie geen aanleiding gezien haar standpunt te wijzigen. Bij nadere controle door [naam 4] bleek het merendeel van de overgelegde indicatiebesluiten toegewezen te zijn aan de AGB-code van [naam 6] en niet aan de AGB-code van [naam 4] zodat de zorg niet ten laste van [naam 4] kan worden gebracht. Van de cliënten die wel een indicatiebesluit hadden op de AGB-code van [naam 4] waren geen aanmeldingen aanvang zorg bekend en twee cliënten zijn in het geheel niet bekend. Gelet op deze bevindingen heeft [naam 4] zich, naar het oordeel van het College op het standpunt kunnen stellen dat de overgelegde informatie van [naam 1] geen steun biedt voor haar stelling dat ook aan de hand van de CAK-gegevens de rechtmatigheid van de zorgproductie is vast te stellen.
5.6
Verweerster heeft, niettegenstaande de hiervoor in 5.5 vermelde conclusie van [naam 4], ook bezien of de rechtmatigheid van de productie toch nog op enige andere wijze, via vergelijking met de urenregistratie bij het CAK, kan worden vastgesteld. In dat kader heeft zij bezoeken afgelegd aan [naam 4] en [naam 6]. Anders dan appellante sub 3 heeft betoogd kan naar het oordeel van het College dit bezoek niet aangemerkt worden als een descente. Het betreft hier een nader onderzoek naar aanleiding van hetgeen door de partijen ter gelegenheid van de hoorzitting in bezwaar naar voren is gebracht. Van de door appellante sub 3 gestelde schending van het beginsel van hoor en wederhoor is geen sprake.
Uit het verslag van het bezoek van verweerster aan [naam 4] op 8 maart 2012 blijkt dat [naam 4] door middel van uitdraaien van het CAK en AZR heeft laten zien dat van de 45 cliënten die zouden vallen onder verantwoordelijkheid van [naam 1] [locatie] er
34 ook door andere zorgaanbieders bij het CAK zijn geregistreerd; van 26 cliënten de AWBZ-indicatie ontbreekt en 2 cliënten niet bekend zijn in de AZR. De melding aanvang zorg is in geen enkel geval door [naam 1] in de AZR opgemaakt en verzonden.
De opgave aan het CAK is door [naam 1] verzorgd vanuit de zogenaamde urenverantwoording (urenbriefjes van de zorgverleners). De informatie vanuit deze registratie levert volgens [naam 4] een heel troebel beeld op, omdat op veel urenbriefjes is vermeld dat voor diverse zorgaanbieders is gewerkt. Tijdens het bezoek aan [naam 6] op 27 maart 2012 is gebleken dat [naam 6] op basis van het door het CAK in rekening gebrachte eigen bijdragen bij cliënten in indicatiebesluiten heeft weten te achterhalen wat [naam 1] aan rechtmatige zorg 2008 heeft geleverd. [naam 6] heeft naderhand vastgesteld dat er in de nacalculatie 2008 van [naam 1] die door [naam 6] bij verweerster is aangeleverd mogelijk ook zorg van cliënten van [naam 1] in de [naam 4] regio is opgevoerd.
5.7
Naar het oordeel van het College heeft verweerster, mede gelet op de bevindingen bij de bezoeken aan [naam 4] en [naam 6], kunnen concluderen dat [naam 1] met de door haar overgelegde stukken onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt of en zo ja welke productie ten laste komt van [naam 4]. [naam 1] heeft dan ook niet haar stellingen met de daarvoor benodigde gegevens voldoende aannemelijk gemaakt. Verweerster heeft terecht vastgesteld dat er geen andere mogelijkheden zijn de rechtmatigheid van de geleverde zorg alsnog vast te stellen.
Het betoog van appellante dat het in het kader van de nacalculatie om de vaststelling van de daadwerkelijke geleverde zorg gaat en dat vaststaat dat [naam 1] feitelijk zorg heeft geleverd, kan appellante sub 3 niet baten. Gebleken is dat de registratie door [naam 1] zodanig onvolkomen is geweest dat aan de hand daarvan de rechtmatigheid en omvang van de geleverde zorg niet kan worden vastgesteld. Daarbij neemt het College in overweging dat het enkel registreren van het aantal uren verleende zorg niet voldoende is om de rechtmatigheid van de zorg vast te stellen.
5.8
Het betoog van appellante sub 3 dat verweerster in strijd met het gelijkheidsbeginsel heeft gehandeld, aangezien bij de nacalculatie 2008 van [naam 6] niet is vastgehouden aan de eis van registratie in de AZR, slaagt niet. Gebleken is dat [naam 6] en [naam 1] een gezamenlijk nacalculatieformulier hebben ingediend, hetgeen inhoudt dat overeenstemming over de rechtmatigheid van de geleverde zorg bestaat. In deze zaak bestaat die overeenstemming tussen [naam 1] en [naam 4] niet, zodat geen sprake is van gelijke gevallen. Het al of niet aanleveren via de AZR maakt dat niet anders.
5.9
Appellante heeft betoogd dat verweerster in strijd met het zorgvuldigheids- en vertrouwensbeginsel heeft gehandeld omdat zij ondanks het feit dat [naam 1] alle gegevens conform de opdracht van verweerster heeft overgelegd, geen positief tariefbesluit heeft genomen. Dit betoog slaagt niet. Gebleken is dat niet is voldaan aan het verzoek om bepaalde gegevens alsnog over te leggen. Los daarvan kan aan de brieven van verweerster van 6 mei 2010 en 3 augustus 2010 niet het vertrouwen worden ontleend dat bij het overleggen van de gevraagde gegevens verweerster een positief besluit zou nemen. In de brieven van 6 mei 2010 en 3 augustus 2010 is [naam 1] meegedeeld dat het zorgkantoor ([naam 4]) aan de hand van de aangeleverde gegevens de rechtmatigheid van de extramurale productie 2008 zal toetsen. In de brief van 3 augustus 2010 is daaraan specifiek toegevoegd dat verweerster het eenzijdig nacalculatieformulier 2008 van het zorgkantoor zal volgen, indien het zorgkantoor de rechtmatigheid van de geleverde zorg op basis van de aangeleverde gegevens nog altijd niet kan toetsen en dat dit betekent dat de extramurale zorgproductie 2008 van [naam 1] bij het zorgkantoor door verweerster op nul zal worden gezet op basis van artikel 52, tweede lid van de Wmg.
5.1
Appellante sub 3 heeft nog aangevoerd dat verweerster onvoldoende waarde heeft toegekend aan de accountantsverklaringen die zijn overgelegd bij het op
27 maart 2009 ingediende nacalculatieformulier en het herziene nacalculatieformulier van
26 juni 2010. Ook dit betoog slaagt niet. Het zijn allebei verklaringen met een beperking omdat de accountant bij zijn werkzaamheden niet tot een beoordeling heeft kunnen komen van de werking van Regeling CA/NR 100.63, waardoor de betrouwbaarheid van de gegevens waarover de verklaring is afgelegd niet gewaarborgd is.
6. Uit 5.3 tot en met 5.10 volgt dat verweerster terecht tot de conclusie is gekomen dat [naam 4] niet in staat is geweest de rechtmatigheid van de zorgproductie vast te stellen. Verweerster heeft terecht als uitgangspunt voor de nacalculatie 2008 het eenzijdig door [naam 4] ingezonden formulier tot uitgangspunt genomen en het tarief op € 0,- gesteld. Het beroep van appellante slaagt niet. Gelet hierop behoeven de overige beroepsgronden geen bespreking meer.
7. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het beroep van appellanten sub 1 en 2
niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Het beroep van appellante sub 3 is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het College
- verklaart het beroep van appellanten sub 1 en 2 niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep van appellante sub 3 ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.E. Doolaard, mr. H. Bolt en mr. H.A.A.G Vermeulen, in aanwezigheid van mr. P.M. Okyay-Bloem. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
24 juni 2015.
w.g. W.E. Doolaard w.g. P.M. Okyay-Bloem