ECLI:NL:CBB:2024:447
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Nihilstelling subsidie COVID-19 voor onderneming met meerdere bedrijfsactiviteiten
Op 9 juli 2024 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan in de zaken 23/25 en 23/26, waarbij de minister van Economische Zaken en Klimaat de subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 voor het eerste en derde kwartaal van 2021 op nihil heeft vastgesteld. De onderneming, die sinds 2012 actief is in de verhuur van licht- en geluidmaterialen en DJ-activiteiten, heeft zijn activiteiten verlegd naar bedrijfseconomische adviezen. De minister heeft de aanvragen voor subsidie afgewezen omdat de onderneming niet voldeed aan het vereiste van ten minste 30% omzetverlies. De onderneming betwistte deze beslissing en stelde dat de minister ten onrechte de omzetten van beide bedrijfsactiviteiten bij elkaar had opgeteld.
Tijdens de zitting op 11 april 2024 heeft de onderneming haar standpunt toegelicht, waarbij zij aanvoerde dat per SBI-code en per volgnummer naar de omzetbelasting gekeken moest worden. De minister daarentegen stelde dat er sprake was van uitbreiding van de ondernemingsactiviteiten en dat de omzetgegevens van de gehele onderneming in aanmerking moesten worden genomen. Het College oordeelde dat de minister terecht de omzetten van beide bedrijfsactiviteiten bij elkaar had genomen, waardoor niet voldaan werd aan het vereiste van 30% omzetverlies.
Het College heeft ook het beroep van de onderneming op het rechtszekerheidsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel verworpen. De uitspraak concludeert dat de minister de subsidie voor beide kwartalen terecht op nihil heeft gesteld en dat de beroepen ongegrond zijn. De beslissing is openbaar uitgesproken op 9 juli 2024.