ECLI:NL:CBB:2024:373

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
28 mei 2024
Publicatiedatum
24 mei 2024
Zaaknummer
22/55
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van boete wegens overtreding van hygiënevoorschriften in levensmiddelenbedrijf

In deze zaak heeft [naam 1], handelend onder de naam [naam 2], hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin een boete van € 1.050,00 werd opgelegd wegens het niet schoonhouden van een bedrijfsruimte voor levensmiddelen. De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) constateerde op 12 januari 2021 dat de bedrijfsruimte niet voldeed aan de hygiënevoorschriften zoals vastgelegd in de Warenwet en de Europese Verordening inzake levensmiddelenhygiëne. De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport handhaafde de boete, waarop [naam 1] in beroep ging. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waarna [naam 1] in hoger beroep ging bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.

Tijdens de zitting op 21 maart 2024 heeft de gemachtigde van de minister, mr. O.W. Gerritsen, de zaak toegelicht. [naam 1] betwistte dat de bedrijfsruimte als horecakeuken kon worden aangemerkt en stelde dat de hygiënevoorschriften niet van toepassing waren. Het College oordeelde echter dat de voorschriften wel degelijk van toepassing waren en dat [naam 1] verantwoordelijk was voor de hygiëne in de bedrijfsruimte, ongeacht of deze door haar of haar echtgenoot werd geëxploiteerd. Het College bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de opgelegde boete terecht was, aangezien [naam 1] niet had aangetoond dat de boete gematigd moest worden vanwege haar financiële situatie.

De uitspraak van het College bevestigt dat exploitanten van levensmiddelenbedrijven te allen tijde moeten voldoen aan de hygiënevoorschriften, ongeacht de omstandigheden van de exploitatie. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 28 mei 2024.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/55

uitspraak van de meervoudige kamer van 28 mei 2024 op het hoger beroep van:

[naam 1] , handelend onder de naam [naam 2] , te [plaats]

tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 23 november 2021, ROT 21/2954,
in het geding tussen

[naam 1]

(gemachtigde: [naam 3] )
en

de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (voorheen de Minister voor Medische Zorg)

(gemachtigde: mr. O.W. Gerritsen).

Procesverloop

[naam 1] heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 23 november 2021, ECLI:NL:RBROT:2021:11823 (aangevallen uitspraak).
De minister heeft een schriftelijke reactie ingediend.
De zitting was op 21 maart 2024. Daaraan heeft voor de minister mr. O.W. Gerritsen deelgenomen.

Overwegingen

1. [naam 1] exploiteerde een Aziatische winkel in [plaats] waar zij bereide levensmiddelen en maaltijden verkocht. Achter de winkel was een magazijn waar zij levensmiddelen bewaarde en waar zij op een losse tafel met een wokbrander maaltijden voor de verkoop bereidde (bedrijfsruimte). Toezichthouders van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) hebben op 12 januari 2021 geconstateerd dat die bedrijfsruimte voor levensmiddelen niet schoon was. In een rapport van bevindingen hebben zij vermeld dat op meerdere plaatsen oud vuil aanwezig was. Zij hebben productresten, vetresten en ander vuil aangetroffen op het onderstel van de werkbank, het onderstel van de woktafel, de vloer, de achterwanden rondom de wok onder en op de afzuigkap, en op het rooster in de koelcel voor levensmiddelen.
2 De minister heeft met een besluit van 4 maart 2021, als gehandhaafd met een besluit van 21 april 2021 (bestreden besluit), aan [naam 1] een boete van € 1.050,00 opgelegd.
Dit omdat zij artikel 2, eerste lid, van het Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen heeft overtreden door zich niet te houden aan artikel 4, tweede lid, en bijlage II, hoofdstuk I, punt 1, van Verordening (EG) Nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne (Verordening 852/2004), waaruit volgt dat bedrijfsruimten voor levensmiddelen schoon moeten zijn en goed moeten worden onderhouden (hygiënevoorschrift).
3 [naam 1] heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank is de minister in zijn standpunt gevolgd en heeft het beroep ongegrond verklaard. [naam 1] heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld.

Beoordeling

4 Het wettelijke kader is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
5.1
[naam 1] betwist het oordeel van de rechtbank dat zij de in het bestreden besluit vermelde overtreding heeft begaan. De bedrijfsruimte kan niet worden beschouwd als een horecakeuken. Volgens haar hoefde de bedrijfsruimte dan ook niet schoon te zijn als bedoeld in hoofdstuk I van bijlage II van Verordening 852/2004. Op haar mobiele en/of tijdelijke kookgelegenheid is niet hoofdstuk I van bijlage II van toepassing, maar hoofdstuk III van die bijlage. Op grond van hoofdstuk III is het geconstateerde vuil dan geen probleem, zolang het maar niet met voedsel in aanraking komt. Daaraan is voldaan. Zij heeft altijd voedselveilig gewerkt. Er is geen overtreding van hoofdstuk III vastgesteld. De rechtbank is haar ten onrechte niet gevolgd in haar standpunt dat het bestreden besluit op een onjuiste wettelijke grondslag berust.
5.2
Dit betoog, dat [naam 1] ook al heeft aangevoerd in de eerder door haar gevoerde procedures tegen een eerdere boete voor eenzelfde overtreding en dezelfde bedrijfsruimte, slaagt niet. Kortheidshalve verwijst het College naar de uitspraak in de hoofdzaak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam van 16 april 2021, ECLI:NL:RBROT:2021:3328 en de uitspraak van het College van 19 juli 2022, ECLI:NL:CBB:2022:425. Met de voorzieningenrechter van de rechtbank heeft het College in die laatstgenoemde uitspraak, samengevat, geoordeeld dat op de in geding zijnde bedrijfsruimte de voorschriften van hoofdstuk I van toepassing zijn. [naam 1] blijft met betrekking tot het bestreden besluit bij haar andersluidende standpunt. Het College is van oordeel dat de rechtbank haar daar terecht niet in is gevolgd.
5.3
[naam 1] betoogt verder nog dat de rechtbank haar ten onrechte heeft aangemerkt als overtreder van het hygiënevoorschrift. De bedrijfsruimte werd volgens haar sinds de vorige boete niet meer door haar of haar bedrijf [naam 2] geëxploiteerd, maar door [naam 4] , het bedrijf van haar echtgenoot [naam 3] dat de bedrijfsruimte huurde. [naam 4] betaalde haar om in die ruimte maaltijden te bereiden die zij vervolgens in de winkel verkocht.
5.4
Dit betoog slaagt evenmin. Op grond van artikel 4, tweede lid, van Verordening 852/2004, moeten exploitanten van een levensmiddelenbedrijf in elke fase van het productieproces voldoen aan de algemene hygiënevoorschriften van bijlage II van die verordening, waaronder het hier aan de orde zijnde hygiënevoorschrift. Niet is in geschil dat [naam 1] eigenaar was van de onderneming die de winkel exploiteerde en dat zij daar de levensmiddelen verkocht. Zij was gelet op de definitie in artikel 1, aanhef en onder b, van de Warenwetregeling procedures registratie en erkenning van levensmiddelenbedrijven daarom exploitant van een levensmiddelenbedrijf als hiervoor bedoeld. Ook als het bedrijf van haar echtgenoot de bedrijfsruimte achter haar winkel huurde en zij daar in opdracht van dat bedrijf maaltijden bereidde, dan nog had zij als de exploitant van de winkel die de maaltijden verkocht, de eigen verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat bij het productieproces werd voldaan aan de hygiënevoorschriften, waaronder het voorschrift dat de bedrijfsruimte schoon moet zijn. Het lag in haar macht om aan dat voorschrift te voldoen omdat zij toegang had tot de bedrijfsruimte en de maaltijden daar zelf bereidde. Niet valt in te zien waarom zij en/of (het bedrijf van) haar echtgenoot, die ruimte niet schoon kon houden. De rechtbank is de minister terecht gevolgd in zijn standpunt dat [naam 1] , die niet heeft betwist dat de bedrijfsruimte op 12 januari 2021 niet schoon was, het verbod om te handelen in strijd met het voorschrift dat bedrijfsruimten voor levensmiddelen schoon moeten zijn, heeft overtreden.
5.5
Het betoog van [naam 1] dat haar ten onrechte een boete is opgelegd, dan wel dat die boete moet worden gematigd slaagt evenmin. De minister heeft haar op grond van artikel 32a van de Warenwet voor de in geding zijnde overtreding een boete mogen opleggen. De hoogte van de opgelegde boete is als vermeld in de in artikel 32b van de Warenwet bedoelde bijlage bij het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten. [naam 1] heeft ook in hoger beroep niet aannemelijk gemaakt dat de boete vanwege haar slechte financiële situatie moet worden gematigd. Zij heeft weliswaar gesteld dat haar onderneming na verkoop met een grote schuld blijft zitten, maar zij heeft geen inzicht gegeven in haar financiële situatie. De rechtbank heeft de opgelegde boete terecht in stand gelaten.
Slotsom
6 Het hoger beroep slaagt niet. Het College zal de aangevallen uitspraak bevestigen.
7 De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.O. Kerkmeester, mr. H.S.J. Albers en mr. O.L.H.W.I. Korte, in aanwezigheid van mr. J.W.E. Pinckaers, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2024.
w.g. H.O. Kerkmeester w.g. J.W.E. Pinckaers
BIJLAGE
Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne
Artikel 4 Algemene en specifieke hygiënevoorschriften
[..]
2. Exploitanten van levensmiddelenbedrijven die zich bezighouden met enigerlei stadium van de productie, verwerking en distributie van levensmiddelen dat volgt op de stadia waarop lid 1 van toepassing is, houden zich aan de algemene hygiënevoorschriften van bijlage II, alsmede aan alle specifieke voorschriften van Verordening (EG) nr. 853/2004. [..]
BIJLAGE II ALGEMENE HYGIËNEVOORSCHRIFTEN VOOR ALLE EXPLOITANTEN VAN LEVENSMIDDELENBEDRIJVEN (TENZIJ BIJLAGE I VAN TOEPASSING IS) [..]
INLEIDING
[..]
- hoofdstuk I is van toepassing op alle bedrijfsruimten voor levensmiddelen, behalve de ruimten waarop hoofdstuk III van toepassing is;
- hoofdstuk II is van toepassing op alle ruimten waar levensmiddelen worden bereid, behandeld of verwerkt, behalve restauratieruimten en de ruimten waarop hoofdstuk III van toepassing is;
- hoofdstuk III is van toepassing op de ruimten die worden opgesomd in de titel van dat hoofdstuk; [..]
HOOFDSTUK I Algemene eisen voor bedrijfsruimten voor levensmiddelen [..]
1. Bedrijfsruimten voor levensmiddelen moeten schoon zijn en goed worden onderhouden. [..]
HOOFDSTUK III Voorschriften voor mobiele en/of tijdelijke bedrijfsruimten [..]
Verordening (EG) Nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002
Artikel 3
Overige definities
In deze verordening wordt verstaan onder:
[..]
3. „ exploitant van een levensmiddelenbedrijf”: natuurlijke persoon of rechtspersoon die verantwoordelijk is voor de naleving van de in de levensmiddelenwetgeving vastgestelde voorschriften in het levensmiddelenbedrijf waarover hij de leiding heeft;
Warenwetregeling procedures registratie en erkenning van levensmiddelenbedrijven
Artikel 1
In deze regeling wordt verstaan onder:
[..]
b. exploitant van een levensmiddelenbedrijf: natuurlijke persoon of rechtspersoon als bedoeld in artikel 3, derde lid, van verordening (EG) 178/2002;

Warenwet

Artikel 32a
1a Onze Minister kan een bestuurlijke boete opleggen ter zake van overtreding van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 1a, 4 tot en met 7, 8 tot en met 11, 13 tot en met 20, 21b, 24, 26, 27, eerste lid, laatste volzin, en tweede lid, 31, 32c of 32k. [..]
Artikel 32b
1 Bij algemene maatregel van bestuur wordt een bijlage vastgesteld, die bij elke daarin omschreven overtreding het bedrag van de daarvoor op te leggen boete bepaalt, [..]

Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen

Artikel 2
1. Het is verboden te handelen in strijd met [..] de krachtens artikel 4, vierde lid, van verordening (EG) 852/2004 vastgestelde bepalingen.
[..]

Warenwetbesluit bestuurlijke boeten

Artikel 2
1. Voor elke in de bijlage omschreven overtreding van voorschriften gesteld bij of krachtens de Warenwet, bepaalt het in de kolommen I en II opgenomen bedrag de te betalen bestuurlijke boete, dan wel bepaalt de in kolom III opgenomen aanduiding «x» dat ter zake van die overtreding een omzetgerelateerde bestuurlijke boete kan worden opgelegd. [..]
Artikel 3
1. Het in kolom I van de bijlage genoemde bedrag van de bestuurlijke boete wordt opgelegd aan de natuurlijke persoon of rechtspersoon welke op de dag waarop de overtreding is begaan 50 of minder werknemers telde.
Bijlage
[..]
C-27
Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen
I
II
III
C-27.1
artikel 2, eerste lid, juncto artikel 4, tweede lid, van Vo (EG) 852/2004, juncto bijlage II, hoofdstuk I, onderdeel 1, van Vo (EG) 852/2004
€ 1.050,–
€ 2.100,–
X
[..]