ECLI:NL:CBB:2024:368

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
28 mei 2024
Publicatiedatum
23 mei 2024
Zaaknummer
23/1358
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Automatische erkenning van beroepskwalificaties voor dierenartsen in het Diergeneeskunderegister

In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 28 mei 2024, wordt de aanvraag van [naam 1] voor erkenning, toelating en registratie als dierenarts in het Diergeneeskunderegister behandeld. De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit had de aanvraag op 28 oktober 2022 afgewezen, en dit besluit werd in een later bestreden besluit van 2 mei 2023 bevestigd. [naam 1] heeft beroep ingesteld tegen deze afwijzing, waarbij zij stelt dat haar opleidingstitel voldoet aan de eisen voor automatische erkenning onder Richtlijn 2005/36/EG.

Het College oordeelt dat [naam 1] een verklaring heeft overgelegd die voldoet aan de voorwaarden van artikel 4.6 van de Regeling, waardoor haar opleidingstitel voor automatische erkenning in aanmerking komt. De minister had ten onrechte de aanvraag behandeld als een aanvraag tot erkenning van beroepskwalificaties, terwijl [naam 1] op basis van haar diploma en de bijbehorende verklaring recht heeft op automatische erkenning. Het College vernietigt het bestreden besluit en draagt de minister op binnen vier weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de proceskosten van [naam 1] worden vergoed.

De uitspraak benadrukt het belang van correcte toepassing van de Europese richtlijnen voor erkenning van beroepskwalificaties en de noodzaak voor de minister om zorgvuldig om te gaan met de ingediende verklaringen en adviezen van relevante autoriteiten.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 23/1358

uitspraak van de meervoudige kamer van 28 mei 2024 in de zaak tussen

[naam 1] , te [plaats 1] ( [naam 1] )

(gemachtigde: mr. B. Manawi)
en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

(gemachtigde: mr. M.J.H. van der Burgt)

Procesverloop

Met het besluit van 28 oktober 2022 heeft de minister de aanvraag van [naam 1] tot erkenning, toelating en registratie als dierenarts in het Diergeneeskunderegister afgewezen.
Met het besluit van 2 mei 2023 (bestreden besluit) heeft de minister het bezwaar ongegrond verklaard.
[naam 1] heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift en nadere stukken ingediend.
[naam 1] heeft aanvullende gronden en nadere stukken ingediend.
De zitting was op 5 maart 2024. Aan de zitting hebben deelgenomen: [naam 1] , bijgestaan door haar gemachtigde en tolk [naam 2] , de gemachtigde van de minister en [naam 3] , werkzaam voor de Commissie Buitenlands Gediplomeerde Diergeneeskundigen (CBGD).

Overwegingen

Wettelijk kader
Het toepasselijke wettelijk kader is opgenomen in een bijlage bij deze uitspraak die deel uitmaakt van de uitspraak.
Feiten en omstandigheden
1 [naam 1] , die zowel de [… 1] als de [… 2] nationaliteit heeft, heeft op 7 september 2021 een aanvraag ingediend om erkenning, toelating en registratie als dierenarts in het Diergeneeskunderegister van het Centraal Informatiepunt Beroepen Gezondheidszorg.
1.2
[naam 1] heeft in 2014 aan de Universiteit te [plaats 2] ( [land 1] ) het diploma “Médica veterinaria Zootecnista” behaald. Zij heeft vervolgens in 2016 aan de Universiteit te [plaats 3] het diploma “Máster Universitario en Producción y Sanidad Animal” behaald. Hierna heeft zij een homologatietraject gevolgd bestaande uit een paar modules. De Faculteit diergeneeskunde van de [naam 5] (Faculteit diergeneeskunde) heeft op 23 februari 2021 verklaard dat zij op grond van het diploma “Médica veterinaria Zootecnista” en het homologatietraject beschikt over een opleidingsniveau gelijkwaardig aan het [… 2] “Título de Grado en Veterinaria”. Het Ministerio de Universidades (Ministerie van Universiteiten) van [land 2] heeft in een verklaring van 29 juni 2021 neergelegd dat [naam 1] heeft voldaan aan aanvullende opleidingseisen en dat de erkenning van haar opleidingsniveau als gelijkwaardig recht geeft op de uitoefening van het beroep van dierenarts op het gehele nationale grondgebied.
1.3
De minister heeft op 15 november 2021 de Nederlandse organisatie voor internationalisering in onderwijs (Nuffic) verzocht om het diploma van [naam 1] te waarderen. Op 13 december 2021 heeft het Nuffic advies gegeven. Ook heeft de minister haar dossier twee keer voorgelegd aan de CBGD. Op 14 april 2022 en 8 september 2022 heeft de CBGD adviezen uitgebracht.
Nadat de minister de aanvraag, onder verwijzing naar de door het Nuffic en de CBGD uitgebrachte adviezen, had afgewezen en [naam 1] bezwaar had gemaakt, heeft het CBGD op 23 maart 2023 op verzoek van de minister nogmaals advies uitgebracht.
Het bestreden besluit
2 Aan het bestreden besluit heeft de minister ten grondslag gelegd dat aan [naam 1] niet een titel is afgegeven die ingevolge bijlage V van Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (Richtlijn 2005/36) automatisch wordt erkend binnen de EER en Zwitserland. De erkende opleidingstitels voor het beroep van dierenarts staan in bijlage V, onder 5.4.2, van Richtlijn 2005/36. De in [land 2] behaalde opleidingstitel voor dierenarts die ingevolge deze bijlage automatisch wordt erkend, is de “Título de Licenciado en Veterinaria”.
Indien een opleidingstitel is afgegeven die niet in deze bijlage is opgenomen, wordt de opleidingstitel erkend indien deze vergezeld gaat van een verklaring als bedoeld in artikel 4.6 van de Regeling diergeneeskundigen (Regeling) en artikel 23, zesde lid, van Richtlijn 2005/36. Dit is een verklaring, afgegeven door de autoriteit die de opleidingstitel heeft afgegeven, waarin wordt bevestigd dat de opleidingstitel is afgegeven ter afsluiting van een opleiding die voldoet aan de minimumeisen die Richtlijn 2005/36 aan dergelijke opleidingen stelt, en waarin wordt bevestigd dat de titel gelijk wordt gesteld aan de opleidingstitel die wel in bijlage V, onder 5.4.2, is opgenomen.
De verklaring van de Faculteit diergeneeskunde van 23 februari 2021 is niet beschouwd als verklaring als bedoeld in artikel 4.6 van de Regeling of artikel 23, zesde lid, van Richtlijn 2005/36. Dit omdat in deze verklaring niet staat dat de opleidingstitel is afgegeven ter afsluiting van een opleiding die in overeenstemming is met de voorschriften van artikel 38 van Richtlijn 2005/36. Omdat haar opleidingstitel niet automatisch is erkend, is de aanvraag van [naam 1] behandeld als een aanvraag tot erkenning van beroepskwalificaties als bedoeld in artikel 3.4 van de Regeling. Conform artikel 4.17a, tweede lid, onderdeel a, van de Regeling, heeft de CBGD advies uitgebracht. Met inachtneming van de door [naam 1] gevolgde opleidingen en haar werkervaring, is de CBGD van oordeel dat zij niet beschikt over het vereiste opleidingsniveau om te worden toegelaten tot het beroepsmatig verrichten van diergeneeskundige handelingen in de volle omvang. Volgens vaste jurisprudentie (zie de uitspraak van het College van 8 februari 2022, ECLI:NL:CBB:2022:62, onder 4.4) mag de minister afgaan op dit advies, althans nadat is nagegaan of het advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten.
Standpunt van [naam 1]
3.1
Volgens [naam 1] zijn er twee redenen waarom zij in aanmerking komt voor automatische erkenning.
Primair stelt [naam 1] zich op het standpunt dat de door haar behaalde graad “Título de Grado Veterinaria” gelijk is aan de in bijlage V, onder 5.4.2, van Richtlijn 2005/36 als opleidingstitel genoemde Título Licenciado en Veterinaria. Tot het studiejaar 2010/2011 werd de opleiding tot dierenarts in [land 2] afgesloten met een Título Licenciado en Veterinaria. Met de inwerkingtreding van de bachelor-master structuur is de opleidingstitel gaan heten Título de Grado Veterinaria. Om die reden had de opleidingstitel automatisch erkend moeten worden conform Richtlijn 2005/36.
Subsidiair stelt zij zich op het standpunt dat haar opleidingstitel op basis van een nieuwe verklaring van het Ministerie van Universiteiten van 17 mei 2023, die zij in beroep inbrengt, conform artikel 4.6 van de Regeling en artikel 23, zesde lid, van Richtlijn 2005/36 automatisch erkend dient te worden. Op basis van deze verklaring, afgegeven door bevoegde autoriteiten, wordt bevestigd dat [naam 1] door voltooiing van het homologatietraject heeft voldaan aan de minimumopleidingseisen als bedoeld in titel III, hoofdstuk III, van Richtlijn 2005/36. Daarom heeft de minister de aanvraag van [naam 1] ten onrechte behandeld als een aanvraag tot erkenning van beroepskwalificaties als bedoeld in artikel 3.4 van de Regeling.
3.2
Als de opleidingstitel van [naam 1] niet in aanmerking komt voor automatische erkenning, dan stelt zij dat zij op basis van haar opleiding en werkervaring overigens wel degelijk voldoet aan de voorwaarden voor een aanvraag tot erkenning van beroepskwalificaties als bedoeld in artikel 3.4 van de Regeling, zodat haar aanvraag dan op die grond ingewilligd dient te worden.
Standpunt van de minister
4.1
Ingevolge artikel 21 van Richtlijn 2005/36 erkent elke lidstaat de opleidingstitels van dierenartsen die zijn opgenomen in bijlage V. Dit zijn opleidingstitels die binnen de Europese Economische Ruimte of Zwitserland zijn behaald. De in [land 2] behaalde opleidingstitel voor dierenarts die ingevolge deze bijlage automatisch wordt erkend, is Título de Licenciado en Veterinaria. Uit de verklaring van 17 mei 2023 van het Ministerie van Universiteiten volgt niet dat de titel “Título universitario oficial español de grado” gelijk is gesteld aan de Título de Licenciado en Veterinaria. Daarom voldoet de verklaring niet aan artikel 23, zesde lid, van Richtlijn 2005/36 en artikel 4.6 van de Regeling. Deze conclusie wordt bevestigd door de reactie van 5 juli 2023 van het Ministerie van Universiteiten op het namens de minister ingestuurde informatieverzoek waarin is verklaard dat [naam 1] geen wettig houdster is van een diploma als is vermeld voor [land 2] in bijlage V van Richtlijn 2005/36 en dat haar diploma niet het bewijs is van een met goed gevolg voltooien van een opleiding als bedoeld in artikel 23 van Richtlijn 2005/36.
4.2
Onder verwijzing naar de adviezen van de CBGD stelt de minister zich op het standpunt dat [naam 1] niet beschikt over voldoende gelijkwaardige kennis en kunde die op hetzelfde niveau liggen als het eindniveau van de Nederlandse opleiding tot dierenarts. De werkervaring van [naam 1] compenseert dit tekort niet.
Beoordeling door het College
5.1
Ter zitting heeft [naam 1] erkend dat de titel van haar diploma “Título de Grado Veterinaria” niet dezelfde titel is als de “Título Licenciado en Veterinaria” die op grond van artikel 4.5 van de Regeling voor automatische erkenning in aanmerking komt. Vervolgens dient daarom beoordeeld te worden of zij een verklaring heeft overgelegd als bedoeld in artikel 4.6 van de Regeling, zodat haar verkregen opleidingstitel op die grond voor automatische erkenning in aanmerking komt.
5.2
Het College is van oordeel dat [naam 1] met de verklaring van 17 mei 2023 een zodanige verklaring heeft overgelegd.
5.3
De verklaring van 17 mei 2023 houdt volgens de vertaling van een beëdigd vertaler het volgende in.
“VERKLARING
Om dit aan te tonen bij de bevoegde autoriteiten van de Lidstaten van de Europese
Unie of Ondertekenaars van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte
en voor de doeleinden van de Richtlijn 2005/36/EG, alsmede de latere herzieningen hiervan,
wordt aangetoond dat op 29 juni 2021 aan [naam 1]
, geboren op [geboortedatum] en met de [… 1] nationaliteit, het bewijs van
homologatie van de titel van Zoötechnische Dierenarts werd afgegeven die werd behaald aan
de [naam 4] , [plaats 4] ( [land 1] ), tot het officiële [… 2] universitaire
diploma dat recht geeft op de uitoefening van het beroep van dierenarts.
Overeenkomstig het bepaalde in artike1 2.2 van de Richtlijn 2005/36/EG alsmede de
latere herzieningen hiervan, wordt aangetoond dat tijdens de procedure van genoemde
homologatie werd voldaan aan de minimum opleidingsvoorwaarden die voor het beroep zijn
vastgesteld in Titel III, Hoofdstuk III van genoemde regelgeving.
[plaats 3] , 17 mei 2023
HET HOOFD VAN DE DIENST”
In het briefhoofd van de verklaring staat:
“Ministerie van Universiteiten, Secretariaats-Generaal voor Universiteiten, Onderdirectoraat-Generaal Titels en Coördinatie van de Europese Richtlijn inzake de Erkenning van Kwalificaties en Organisatie van Universitair Onderwijs en Onderwijzend Personeel”
5.4
Uit de verklaring, die is gericht tot de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, blijkt dat het gaat om een verklaring als bedoeld in artikel 23, zesde lid, van Richtlijn 2005/36. Daarmee is dit een verklaring die op grond van artikel 4.6 van de Regeling nodig is voor automatische erkenning van de opleidingstitel van dierenarts. De verklaring bevat ook de twee elementen die volgens artikel 4.6 van de Regeling vereist zijn.
5.4.1
Aan het slot van de verklaring wordt vermeld dat de opleiding die heeft geleid tot “het officiële [… 2] universitaire diploma” voldoet aan de minimum opleidingsvoorwaarden (waaronder het College verstaat de minimumopleidingseisen) van Richtlijn 2005/36. De verwijzing naar Titel III, Hoofdstuk III, van Richtlijn 2005/36 betreft een verwijzing naar artikel 38 van Richtlijn 2005/36 waarin deze minimumopleidingseisen voor de opleiding tot dierenarts zijn opgenomen. Daarmee is voldaan aan artikel 4.6, aanhef en onder a, van de Regeling.
5.4.2
Aan het begin van de verklaring wordt vermeld dat aan [naam 1] het bewijs werd afgegeven van homologatie van haar in [land 1] behaalde titel tot het officiële [… 2] universitaire diploma dat recht geeft op de uitoefening van het beroep van dierenarts. Dit had het Ministerie van Universiteiten ook al meegedeeld in zijn verklaring van 29 juni 2021. Daarmee is voldaan aan artikel 4.6, aanhef en onder b, van de Regeling. Dit laatste vindt bevestiging in het op verzoek namens de minister uitgebrachte IMI Report (waarbij IMI verwijst naar het Internal Market Information System) van 5 juli 2023 van de [… 2] autoriteit, overigens dezelfde autoriteit (Subdirección General de Títulos, Ministerio de Universidades) die de verklaring van 17 mei 2023 heeft afgegeven. Op de vraag “Wordt het diploma van de beroepsbeoefenaar door u op dezelfde manier behandeld als het diploma dat voor uw land is vermeld in de bijlage bij Richtlijn 2005/36/EG?” is het antwoord namelijk “ja”. Ook op de vraag “Heeft het diploma op uw grondgebied dezelfde juridische waarde als de opleidingstitels die door uw land worden afgegeven en die automatisch worden erkend voor de toegang tot het beroep en de uitoefening van die werkzaamheden?”, luidt het antwoord bevestigend.
5.5
Dat op de vraag “Is het diploma van de beroepsbeoefenaar een bewijs van het met goed gevolg voltooien van een opleiding in overeenstemming met artikel 23 van Richtlijn 2005/36/EG?” met “nee” wordt geantwoord, maakt, anders dan de minister meent, het voorgaande niet anders. Het is namelijk niet direct duidelijk waar dit ontkennende antwoord op ziet, aangezien artikel 23 van Richtlijn 2005/36 betrekking heeft op verschillende situaties. Zo regelt artikel 23, eerste lid, van Richtlijn 2005/36 de erkenning van titels die zijn afgegeven na de afsluiting van een opleiding die is aangevangen vóór de referentiedatum, genoemd in bijlage V, onder 5.4.2, van Richtlijn 2005/36. De ontkennende beantwoording kan hierop betrekking hebben en aan [naam 1] is een zodanig diploma niet afgegeven. Als de ontkennende beantwoording zou inhouden dat [naam 1] niet beschikt over een opleidingstitel en een verklaring als bedoeld in artikel 23, zesde lid, van Richtlijn 2005/36, dan is deze beantwoording onverenigbaar met de onder 5.4.2 weergegeven antwoorden op de gestelde vragen en de inhoud van de verklaring van 17 mei 2023 van dezelfde autoriteit. Bovendien verwijst de toelichting bij het antwoord op deze vraag naar een opleiding die geharmoniseerd is door gemeenschapsregels en dat stemt juist wel overeen met de verklaring van 17 mei 2023, waarin staat dat is voldaan aan de minimumopleidingseisen van Richtlijn 2005/36. Om deze reden komt aan het antwoord “nee” op de vraag of een opleiding is voltooid in overeenstemming met artikel 23 van Richtlijn 2005/36 geen doorslaggevende betekenis toe.
5.6
Ook het betoog van de minister dat de erkenning van de beroepskwalificaties als dierenarts door de [… 2] autoriteiten een erkenning is op grond van nationale regels die niet een automatische erkenning door andere lidstaten tot gevolg kan hebben, leidt het College niet tot een ander oordeel.
Het is juist dat de erkenning (homologatie) van het [… 1] diploma na het afronden van aanvullende opleidingseisen heeft plaatsgevonden met toepassing van artikel 2, tweede lid, van Richtlijn 2005/36. Dat kon ook niet anders, want [naam 1] was immers houdster van in een niet-lidstaat, namelijk [land 1] , behaalde beroepskwalificaties, waarvoor zij erkenning bij de [… 2] autoriteiten heeft aangevraagd. Op grond van artikel 2, derde lid, van Richtlijn 2005/36 dienen de [… 2] autoriteiten in een dergelijk geval, de opleidingseisen van artikel 38 van Richtlijn 2005/36 in acht te nemen, voor wat betreft de uitoefening van het beroep van dierenarts. Uit de verklaringen van het Ministerie van Universiteiten van 17 mei 2023 blijkt dat dit is gebeurd en dat de opleiding van [naam 1] aan deze minimumopleidingseisen voldoet. Wanneer dan de bevoegde autoriteit daarnaast verklaart dat de titel waarover wordt beschikt, gelijk wordt gesteld aan de titel die op grond van Richtlijn 2005/36 recht geeft op automatische erkenning, zoals het Ministerie van Universiteiten in elk geval heeft gedaan in de verklaring van 17 mei 2023 en in het IMI Report, is voldaan aan de voorwaarden voor automatische erkenning op grond van artikel 23, zesde lid, van Richtlijn 2005/36 en artikel 4.6 van de Regeling.
5.7
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de minister de aanvraag om erkenning, toelating en registratie als dierenarts in het Diergeneeskunderegister van [naam 1] ten onrechte heeft afgewezen. [naam 1] komt op grond van artikel 5, eerste lid, van de Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties in combinatie met artikel 4.6 van de Regeling in aanmerking voor automatische erkenning van haar beroepskwalificatie. Dit betekent dat de minister de aanvraag van [naam 1] ten onrechte heeft behandeld als een aanvraag tot erkenning van beroepskwalificaties als bedoeld in artikel 3.4 van de Regeling. De beroepsgrond van [naam 1] tegen de in dit kader verrichte beoordeling behoeft daarom geen bespreking.
Slotsom
6.1
Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit zal worden vernietigd en de minister zal worden opgedragen binnen vier weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van [naam 1] met inachtneming van de aanwijzingen in deze uitspraak.
6.2
Het College veroordeelt de minister in de door [naam 1] gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 1.750,- voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op de zitting; waarde per punt € 875,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

Het College:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt de minister op binnen vier weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van de aanwijzingen in deze uitspraak;
  • draagt de minister op het betaalde griffierecht van € 184,- aan [naam 1] te vergoeden;
- veroordeelt de minister in de proceskosten van [naam 1] tot een bedrag van € 1.750,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.O. Kerkmeester, mr. W.J.A.M. van Brussel en mr. H. van den Heuvel, in aanwezigheid van mr. F.J.J. van West de Veer, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2024.
w.g. H.O. Kerkmeester w.g. F.J.J. van West de Veer

Bijlage

Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties
Artikel 2 Toepassingsgebied
1. Deze richtlijn is van toepassing op alle onderdanen van een lidstaat, met inbegrip van beoefenaren van de vrije beroepen, die in een andere lidstaat dan die waar zij hun beroepskwalificaties hebben verworven, een gereglementeerd beroep willen uitoefenen, hetzij als zelfstandige, hetzij als werknemer.
2. Elke lidstaat kan volgens zijn eigen regels toestaan dat op zijn grondgebied een gereglementeerd beroep (…) wordt uitgeoefend door onderdanen van de lidstaten die houder zijn van niet in een lidstaat behaalde beroepskwalificaties. Voor de beroepen die onder titel III, hoofdstuk III, vallen, moeten bij deze eerste erkenning de in dat hoofdstuk bedoelde minimumopleidingseisen in acht worden genomen.
3. Indien voor een bepaald gereglementeerd beroep in een afzonderlijk communautair rechtsinstrument een andere specifieke regeling die in rechtstreeks verband staat met de erkenning van beroepskwalificaties, is vastgesteld, zijn de overeenkomstige bepalingen van deze richtlijn niet van toepassing.
Artikel 21 Beginsel van automatische erkenning
1. Elke lidstaat erkent de opleidingstitels van (…) dierenartsen (…)zoals bedoeld in bijlage V, (…) 5.4.2, die voldoen aan de minimumopleidingseisen van (…) artikel (…) 38, (…) door daaraan op zijn grondgebied, wat de toegang tot en uitoefening van de betrokken beroepswerkzaamheden betreft, hetzelfde rechtsgevolg toe te kennen als aan de door hem afgegeven opleidingstitels.
Deze opleidingstitels moeten door bevoegde instellingen van de lidstaten zijn afgegeven en, in voorkomend geval, vergezeld gaan van het certificaat, zoals bedoeld in bijlage V, (…) 5.4.2 (…)
Artikel 23 Verworven rechten
1. Onverminderd de specifieke verworven rechten in de betrokken beroepen, erkent elke lidstaat, wanneer de opleidingstitels van (…) dierenartsen (…) die aan onderdanen van de lidstaten zijn afgegeven, maar niet voldoen aan alle in (…) artikel (…) 38 (…) bedoelde opleidingseisen, de door deze lidstaten afgegeven opleidingstitels als genoegzaam bewijs, wanneer deze titels staven dat een opleiding is afgesloten waarmee vóór de in bijlage V, (…) 5.4.2 (…) opgenomen referentiedata is begonnen, op voorwaarde dat zij vergezeld gaan van een verklaring waarin wordt bevestigd dat de houders ervan de betrokken werkzaamheden tijdens de vijf jaar die aan de afgifte van de verklaring voorafgaan gedurende ten minste drie opeenvolgende jaren daadwerkelijk en op wettige wijze hebben uitgeoefend.
6. Elke lidstaat erkent voor onderdanen van de lidstaten van wie de opleidingstitels van (…) dierenarts (…) niet aan de voor de lidstaat opgenomen benamingen in bijlage V, (…) 5.4.2 (…) voldoen, de door deze lidstaten afgegeven opleidingstitels vergezeld van een door de bevoegde autoriteiten of instellingen afgegeven certificaat als genoegzaam bewijs.
Artikel 38 De opleiding tot dierenarts
1. De diergeneeskundige opleiding omvat in totaal ten minste vijf jaar theoretisch en praktisch onderwijs op voltijdbasis aan een universiteit, aan een instelling voor hoger onderwijs van een als gelijkwaardig erkend niveau of onder toezicht van een universiteit en omvat ten minste het in bijlage V, punt 5.4.1, opgenomen studieprogramma.
De lijsten van vakken in bijlage V, punt 5.4.1, kunnen worden gewijzigd volgens de procedure van artikel 58, lid 2, teneinde ze aan te passen aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang.
Deze aanpassing mag voor geen enkele lidstaat een wijziging van de bestaande rechtsbeginselen betreffende de regeling van beroepen met betrekking tot de opleiding en toegangsvoorwaarden voor natuurlijke personen inhouden.
2. Voor de toelating tot de diergeneeskundige opleiding wordt het bezit vereist van een diploma of certificaat dat in een lidstaat voor de betrokken studies toegang geeft tot universiteiten of instellingen voor hoger onderwijs van een als gelijkwaardig erkend niveau.
3. De opleiding tot dierenarts waarborgt dat de betrokkene de volgende kennis en bekwaamheid heeft verworven:
a. a) voldoende kennis van de wetenschappen waarop de werkzaamheden van de dierenarts berusten;
b) voldoende kennis van de structuur en de functies van gezonde dieren, de fokkerij, de voortplanting en de algemene hygiëne, alsmede van de voeding van dieren, met inbegrip van de technologie van het vervaardigen en conserveren van voeder dat aan hun behoeften voldoet;
c) voldoende kennis op het gebied van het gedrag en de bescherming van dieren;
d) voldoende kennis van de oorzaken, de aard, het verloop, de gevolgen, de diagnose en de behandeling van de ziekten van individuele dieren en groepen dieren, en in het bijzonder kennis van de ziekten die op de mens kunnen worden overgebracht;
e) voldoende kennis van de preventieve geneeskunde;
f) voldoende kennis van de hygiëne en de technologie bij het verkrijgen, vervaardigen en in omloop brengen van dierlijke levensmiddelen of levensmiddelen van dierlijke oorsprong die bestemd zijn voor menselijke consumptie;
g) voldoende kennis van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende deze gebieden;
h) voldoende klinische en praktische ervaring, opgedaan onder deskundig toezicht.
Bijlage V
5.4.2 Opleidingstitels van dierenartsen
Land
Opleidingstitel
Uitreikende instelling
Certificaat bij de opleidingstitel
Referentiedatum
(…)
España
Título de Licenciado en Veterinaria
- Ministerio de Educación y Cultura
- El rector de una universidad
1 januari 1986
Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties
Artikel 5. Erkenning beroepskwalificaties
1. Onze minister die het aangaat kan erkenning van beroepskwalificaties verlenen aan een migrerende beroepsbeoefenaar die in Nederland toegang tot of uitoefening van een gereglementeerd beroep wenst op basis van beroepskwalificaties die in een andere betrokken staat verplicht zijn gesteld voor toegang tot of uitoefening van dat beroep.
Regeling diergeneeskundigen
Artikel 3.4 Aanvraag erkenning van beroepskwalificaties
1. Een aanvraag tot het verkrijgen van erkenning van beroepskwalificaties als bedoeld in de Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties ten behoeve van de toelating tot het beroepsmatig verrichten van diergeneeskundige handelingen (…) door migrerende beroepsbeoefenaars wordt ingediend via een daartoe beschikbaar gesteld middel.
2 Een aanvraag als bedoeld in het eerste lid wordt tevens aangemerkt als een aanvraag tot toelating (…)
Artikel 4.5 Eisen opleidingstitel dierenarts
De titel na een opleiding op het gebied van de diergeneeskunde, bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, derde gedachtestreepje, onder 3°, van de wet voldoet aan artikel 21, eerste lid, in samenhang met artikel 38 en bijlage V, onder 5.4.2, van Richtlijn nr. 2005/36/EG.
Artikel 4.6 Uitzondering benaming titel
Indien de titel na een opleiding op het gebied van de diergeneeskunde, bedoeld in artikel 4.5, niet voldoet aan de benaming, genoemd in bijlage V, onder 5.4.2, van Richtlijn nr. 2005/36/EG, gaat de titel vergezeld van een verklaring, afgegeven door de bevoegde autoriteit in de desbetreffende betrokken staat waarin wordt bevestigd dat de titel:
a. is afgegeven ter afsluiting van een opleiding die in overeenstemming is met de voorschriften van artikel 38 van Richtlijn nr. 2005/36/EG, en
b. door de bevoegde autoriteit van de desbetreffende betrokken staat gelijk wordt gesteld aan de titel, onderscheidenlijk de titels waarvan de benamingen is, onderscheidenlijk zijn opgenomen in bijlage V, onder 5.4.2, van Richtlijn nr. 2005/36/EG.
Hoofdstuk 4a. Commissie beoordeling buitenslands gediplomeerde diergeneeskundigen
Artikel 4.17a. Instelling en taak
1. Er is een Commissie buitenslands gediplomeerde diergeneeskundigen.
2 De commissie heeft tot taak de Minister van advies te dienen over:
a.de aanvraag tot:
1°.erkenning van beroepskwalificaties als bedoeld in artikel 3.4, eerste lid;
2°.toelating (…)