ECLI:NL:CBB:2024:35
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een subsidieaanvraag op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 en de SVL
In deze zaak heeft de onderneming, aangeduid als [naam 1] B.V., beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Economische Zaken en Klimaat met betrekking tot de subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL). De minister had op 30 december 2021 het vaststellingsbesluit genomen, waarin de subsidie voor het eerste kwartaal van 2021 was vastgesteld op € 2.927,52. De onderneming had eerder een subsidieaanvraag ingediend op 19 april 2021, maar verzocht later om het definitieve subsidiebedrag aan te passen op basis van de Regeling subsidie financiering vaste lasten startende MKB-ondernemingen COVID-19 (SVL). Dit verzoek werd door de minister afgewezen, omdat het buiten de aanvraagperiode voor de SVL was ingediend.
De onderneming stelde dat de SVL nog niet in werking was op het moment van haar aanvraag en dat zij recht had op een hogere subsidie op basis van de SVL. De minister verweerde zich door te stellen dat de aanvraag voor de SVL niet tijdig was ingediend en dat de onderneming geen contact had opgenomen met de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) in de periode waarin de SVL kon worden aangevraagd. De minister had het verzoek van de onderneming als een bezwaarschrift aangemerkt, maar dit werd niet ingewilligd.
Het College van Beroep voor het bedrijfsleven oordeelde dat de minister terecht het verzoek van de onderneming niet heeft ingewilligd. De TVL en SVL bieden geen mogelijkheid om een subsidieaanvraag die is gedaan op grond van de TVL ambtshalve te beoordelen aan de hand van de voorwaarden van de SVL. Het verzoek was gedaan buiten de voor de SVL opgestelde aanvraagperiode, waardoor het niet als zelfstandige aanvraag kon worden aangemerkt. Het College concludeerde dat er geen strijd was met het zorgvuldigheidsbeginsel en dat de minister niet verplicht was om de aanvraag om te zetten naar een aanvraag op grond van de SVL. Het beroep van de onderneming werd ongegrond verklaard.