ECLI:NL:CBB:2024:332
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing subsidieaanvraag op basis van omzetverlies COVID-19 regeling
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 7 mei 2024, zaaknummer 22/2032, is de afwijzing van een subsidieaanvraag door de minister van Economische Zaken en Klimaat aan de orde. De onderneming, die een kledingwinkel exploiteert, had een subsidie aangevraagd op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het eerste kwartaal van 2022. De minister heeft deze aanvraag afgewezen omdat de onderneming niet voldeed aan de eis dat het omzetverlies ten minste 30% moest bedragen. De onderneming was ingeschreven in het handelsregister op 6 februari 2019, maar had pas na 1 augustus 2019 omzet gerealiseerd. De minister baseerde de referentieperiode voor de omzetverliesberekening op Q2 van 2019, wat leidde tot de conclusie dat het omzetverlies niet aan de vereisten voldeed.
De onderneming betoogde dat de minister Q4 van 2019 als referentieperiode had moeten hanteren, omdat dit kwartaal het eerste volledige kwartaal was waarin zij omzet had gerealiseerd. De minister weerlegde dit standpunt door te stellen dat de TVL geen mogelijkheid biedt om van de voorgeschreven referentieperiodes af te wijken. Het College oordeelde dat de minister terecht had gehandeld door de inschrijfdatum in het handelsregister als uitgangspunt te nemen en dat de onderneming niet in aanmerking kwam voor de subsidie.
Het College concludeerde dat de minister de subsidieaanvraag voor het eerste kwartaal van 2022 terecht had afgewezen, omdat niet voldaan werd aan het vereiste omzetverlies van ten minste 30%. Het beroep van de onderneming werd ongegrond verklaard.