In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 16 april 2024, betreft het een beroep van een onderneming tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een subsidie op grond van de Regeling subsidie financiering vaste lasten startende MKB-ondernemingen (SVL) voor het eerste kwartaal van 2021. De minister van Economische Zaken en Klimaat had de aanvraag afgewezen omdat de onderneming niet voldeed aan de inschrijvingseis in het handelsregister, welke vereist dat de inschrijfdatum ligt tussen 1 oktober 2019 en 30 juni 2020. De onderneming was op 6 maart 2019 ingeschreven, waardoor zij buiten de doelgroep viel.
De onderneming voerde aan dat de minister niet had moeten uitgaan van de inschrijfdatum, maar van de feitelijke start van de onderneming, die volgens haar pas na het verkrijgen van de benodigde vergunningen op 20 februari 2020 was. Het College oordeelde echter dat de minister de aanvraag terecht had afgewezen, omdat de inschrijfdatum in het handelsregister bepalend is voor de doelgroep van de SVL. De onderneming kwam hierdoor niet in aanmerking voor de subsidie.
Daarnaast werd in het herzieningsbesluit van 7 februari 2024 een dwangsom van € 322,- vastgesteld, waarover de onderneming en de minister het eens waren. Het College verklaarde het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond en het beroep tegen het herzieningsbesluit niet-ontvankelijk. De minister werd veroordeeld in de proceskosten van de onderneming tot een bedrag van € 1.750,- en moest het betaalde griffierecht van € 365,- vergoeden.