ECLI:NL:CBB:2024:217
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing subsidieaanvraag op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 voor Q1 2022
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 26 maart 2024 uitspraak gedaan over de afwijzing van een subsidieaanvraag door de minister van Economische Zaken en Klimaat. De ondernemer had een aanvraag ingediend voor een subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het eerste kwartaal van 2022. De aanvraag werd afgewezen omdat deze buiten de geldende aanvraagperiode was ingediend, die liep van 28 februari 2022 tot en met 31 maart 2022. De ondernemer voerde aan dat de late indiening te wijten was aan omstandigheden zoals het vertrek van zijn boekhouder en zijn medische problemen.
De minister verklaarde het bezwaar van de ondernemer ongegrond en het College oordeelde dat de minister terecht had afgewezen. Het College benadrukte dat de verantwoordelijkheid voor tijdige indiening bij de ondernemer ligt en dat de omstandigheden die de ondernemer aanvoert niet uitzonderlijk genoeg zijn om af te wijken van de strikte regels van de TVL. De uitspraak verwijst ook naar eerdere uitspraken waarin werd geoordeeld dat fouten van ingeschakelde derden niet leiden tot een verplichting voor de minister om een aanvraag alsnog in behandeling te nemen.
Het College concludeert dat de minister de aanvraag op grond van de TVL terecht heeft afgewezen, omdat niet is voldaan aan de vereiste tijdige indiening. Het beroep van de ondernemer is ongegrond verklaard.