ECLI:NL:CBB:2023:274

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
22 mei 2023
Publicatiedatum
1 juni 2023
Zaaknummer
22/331
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag TVL-subsidie door te late indiening door administratiekantoor

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 22 mei 2023 uitspraak gedaan over de afwijzing van een aanvraag voor de Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) subsidie door de minister van Economische Zaken en Klimaat. De onderneming, vertegenwoordigd door een gemachtigde, had een aanvraag ingediend voor subsidie op grond van de Regeling subsidie financiering vaste lasten COVID-19 voor het eerste kwartaal van 2021. De aanvraag was echter te laat ingediend, wat leidde tot de afwijzing door de minister. De onderneming voerde aan dat de te late indiening het gevolg was van drukte bij het administratiekantoor dat de aanvraag voor hen afhandelde. Ze betoogde dat de wijziging van de voorwaarden tijdens de aanvraagperiode voor verwarring had gezorgd en dat de minister coulant had moeten zijn in deze situatie.

De minister verdedigde de afwijzing door te stellen dat de sluitingsdatum duidelijk was en dat de onderneming verantwoordelijk was voor tijdige indiening van de aanvraag. Het College oordeelde dat de redenen die de onderneming aanvoerde niet voldoende waren om de te late indiening te rechtvaardigen. Het College benadrukte dat de verantwoordelijkheid voor tijdige indiening bij de onderneming lag, ongeacht de omstandigheden bij het administratiekantoor. De minister had de aanvraag terecht afgewezen, en het beroep van de onderneming werd ongegrond verklaard. Het College erkende de financiële gevolgen van de afwijzing voor de onderneming, maar stelde dat dit geen reden was om de minister te dwingen de subsidie alsnog toe te kennen.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/331
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 mei 2023 in de zaak tussen

[naam 1] V.O.F. te [plaats] (de onderneming)

en

de minister van Economische Zaken en Klimaat (de minister).

Procesverloop

Met het besluit van 9 november 2021 heeft de minister de aanvraag van de onderneming voor een subsidie op grond van de Regeling subsidie financiering vaste lasten COVID-19 (TVL) voor het eerste kwartaal van 2021 afgewezen.
Met de beslissing op bezwaar van 18 januari 2022 heeft de minister het bezwaar van de onderneming ongegrond verklaard.
De onderneming heeft beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van 18 januari 2022. De minister heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld op de zitting van 22 mei 2023. Aanwezig waren namens de onderneming gemachtigde [naam 2] en [naam 3] van [naam 4] , en namens de minister H.G.M. Wammes en A.M.D. Dijkstra.
Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft het College onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Het College geeft hiervoor de volgende motivering.
2. De onderneming laat haar financiële administratie verzorgen door [naam 4] . De onderneming heeft met het administratiekantoor afgesproken dat die de aanvragen voor TVL-subsidie voor haar zal afhandelen. De aanvraagperiode voor TVL-subsidie voor het eerste kwartaal van 2021 liep van 15 februari 2021 om 12.00 uur tot 18 mei 2021 om 17.00 uur. [1] Nadat de aanvraagperiode al was afgelopen kwamen de onderneming en het administratiekantoor erachter dat de aanvraag voor TVL-subsidie voor het eerste kwartaal van 2021 er bij het administratiekantoor tussendoor geglipt was. Het administratiekantoor heeft op 14 juli 2021 een melding gedaan dat het een aanvraag had willen indienen voor de onderneming. De minister heeft die melding aangemerkt als een pro forma aanvraag. Hij heeft de aanvraag afgewezen omdat die niet binnen de aanvraagperiode is ingediend.
3. De onderneming voert aan dat de aanvraag ten onrechte is afgewezen. Pas laat in de aanvraagperiode werden de regels over de vereiste minimale lasten per kwartaal aangepast. Dat heeft gezorgd voor rechtsonzekerheid. Op de zitting heeft het administratiekantoor toegelicht dat voor andere klanten de vereiste minimale lasten geen verhindering waren, en dat de aanvragen van andere klanten voor dit kwartaal daarom al eerder gedaan waren. Omdat de voorwaarden tijdens de aanvraagperiode zijn gewijzigd en er toen nog maar een beperkt deel van de aanvraagperiode beschikbaar was zou de minister volgens de onderneming coulant moeten zijn bij te late aanvragen. Tijdens de aanvraagperiode had het administratie-kantoor het bovendien erg druk met het aanvragen van TVL-subsidie voor een groot aantal klanten. Daardoor, en door het uitvallen van werknemers, is deze aanvraag er tussendoor geglipt. De onderneming vindt dat dit niet voor haar rekening moet komen.
De onderneming wijst erop dat de regeling juist bedoeld is om ondernemers zoals haarte helpen. De onderneming heeft gewezen op de gevolgen van de afwijzing. Hierdoor loopt zij € 3472,- aan TVL-subsidie mis, en dat is voor haar een substantieel bedrag dat nodig is om het hoofd boven water te kunnen houden.
De ondernemingvoert verder aan dat het administratiekantoor, toen bleek dat de aanvraagperiode was gemist, contact heeft gezocht met de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Daarbij is gewezen op de mogelijkheid om een ‘te laat’ melding te doen. Doordat daar niet bij is vermeld dat de aanvraag alsnog afgewezen kon worden omdat die te laat was, is bij de onderneming en het administratiekantoor de verwachting ontstaan dat de aanvraag niet op voorhand zou worden afgewezen vanwege de te late indiening.
4. De minister vindt dat de aanvraag terecht is afgewezen. Dat het administratiekantoor door drukte vergeten is de aanvraag tijdig in te dienen komt voor rekening van de onderneming. De sluitingsdatum stond duidelijk op de regeling en was ook te vinden op de website van RVO. De wijziging van de voorwaarden over de vereiste minimale lasten per kwartaal is in de Staatscourant van 29 maart 2021 bekendgemaakt en op 30 maart 2021 in werking getreden, en vanwege de wijziging is de aanvraagperiode verlengd om ondernemers meer tijd te geven om alsnog een aanvraag in te dienen. Er is geen sprake van omstandigheden waardoor het voor de onderneming of het administratiekantoor onmogelijk was om de aanvraag tijdig in te dienen.
De minister betwist dat medewerkers van RVO toegezegd hebben dat de aanvraag niet zou worden afgewezen vanwege de te late indiening. De minister heeft telefoonnotities van medewerkers van RVO ingediend.
5. Het College oordeelt dat wat de onderneming aanvoert geen redenen zijn om te oordelen dat zij ondanks de te late indiening alsnog in aanmerking moet komen voor TVL-subsidie. Uit de TVL blijkt duidelijk wanneer de aanvraagperiode afloopt. De onderneming is ervoor verantwoordelijk dat de aanvraag op tijd wordt ingediend, door haarzelf of het administratiekantoor. Als zij dat niet op tijd doet moet de minister de aanvraag afwijzen. Er was, ook na de wijziging van de voorwaarden over de vereiste minimale lasten, voldoende tijd om een aanvraag in te dienen.
Het administratiekantoor heeft de aanvraag te laat ingediend. De redenen die het administratiekantoor daarvoor geeft, zijn niet van dien aard dat de te late aanvraag alsnog in behandeling moet worden genomen. Een administratiekantoor moet zelf de zaken goed op orde hebben, daar moet een klant op kunnen vertrouwen.
Het College begrijpt dat de afwijzing vanwege de te late indiening voor de onderneming financieel grote gevolgen heeft. De onderneming vindt dat de fout van het administratie-kantoor niet voor haar rekening moet komen. Maar dat is geen reden waarom de minister alsnog TVL-subsidie zou moeten toekennen, dat is eigenlijk een civielrechtelijk geschil tussen de onderneming en het administratiekantoor.
De onderneming stelt dat door de contacten met RVO de verwachting is ontstaan dat de aanvraag niet zou worden afgewezen op de grondslag dat die te laat is ingediend. Op de zitting heeft het administratiekantoor gezegd dat er geen harde toezegging is gedaan door medewerkers van RVO. De te laat-regeling was er voor bijzondere gevallen. In gevallen waarin er geen goede reden was voor de te late indiening mocht de minister de aanvraag alsnog afwijzen op de grondslag dat die te laat is ingediend.
6. De minister heeft de aanvraag terecht afgewezen omdat die te laat is ingediend. De beslissing op bezwaar en de grondslag waarop die berust is juist.
7. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van der Knijff, in aanwezigheid van E.E.M. Koomen, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 mei 2023.
w.g. mr. M. van der Knijff De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Voetnoten

1.Artikel 2.2.6 van de TVL.