In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 26 maart 2024, zaaknummer 20/918, is de Staat der Nederlanden veroordeeld tot betaling van een immateriële schadevergoeding aan [naam] B.V. wegens overschrijding van de redelijke termijn in een bestuursrechtelijke procedure. De zaak betreft een hoger beroep van [naam] tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin een boete was opgelegd voor het overtreden van Europese hygiënevoorschriften bij het slachten van pluimvee. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden, maar had bijzondere omstandigheden aanwezig geacht die deze overschrijding rechtvaardigden. Het College heeft in deze uitspraak vastgesteld dat de redelijke termijn voor het hoger beroep ook is overschreden, en heeft de Staat veroordeeld tot betaling van € 1.500,00 aan [naam] voor immateriële schade, berekend op basis van de overschrijding van de termijn. De uitspraak benadrukt het belang van de redelijke termijn in bestuursrechtelijke procedures en de gevolgen van overschrijding daarvan voor de betrokken partijen.