ECLI:NL:CBB:2024:146

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
26 februari 2024
Publicatiedatum
1 maart 2024
Zaaknummer
22/2630
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen vaststelling TVL-subsidie en terugvordering voorschot door de minister van Economische Zaken en Klimaat

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 26 februari 2024 uitspraak gedaan in het beroep van een ondernemer tegen de vaststelling van de Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) subsidie door de minister van Economische Zaken en Klimaat. De ondernemer had een beroep gedaan op de TVL-subsidie, maar de minister had deze vastgesteld op € 0,- en het betaalde voorschot teruggevorderd. De ondernemer betwistte deze beslissing en stelde dat de verkoop van een bedrijfsauto in het derde kwartaal van 2021 meegeteld moest worden bij de berekening van het omzetverlies.

Het College oordeelde dat de minister terecht had vastgesteld dat de onderneming niet voldeed aan het vereiste van minimaal 30% omzetverlies. De omzet in de referentieperiode (Q3 van 2019) bedroeg € 16.100,- en de verkoop van de bedrijfsauto voor € 39.000,- in Q3 van 2021 werd door het College als onderdeel van de omzet beschouwd. Het College benadrukte dat de regelgever had gekozen voor de aangifte omzetbelasting als basis voor de omzetbepaling, wat de uitvoerbaarheid vergemakkelijkt en administratieve lasten beperkt. Het College concludeerde dat de ondernemer geen gelijk kreeg en verklaarde het beroep ongegrond, waarbij de minister geen proceskosten hoefde te vergoeden.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/2630
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 februari 2024
Raadsheer: mr. R.W.L. Koopmans
Griffier: mr. F. Willems

Partijen

[naam 1]handelend onder de naam
[naam 2], te [plaats] (de ondernemer),
en
de minister van Economische Zaken en Klimaat, vertegenwoordigd door mr. P. van Veen en mr. S.F. Hu.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De minister heeft de TVL-subsidie terecht op € 0,- vastgesteld. Ook mocht de minister het betaalde voorschot terugvorderen. Het College geeft hiervoor de volgende motivering.
2 Tussen partijen is niet in geschil dat de omzet in de referentieperiode (Q3 van 2019) € 16.100,- bedroeg. In geschil is de vraag of de verkoop van de bedrijfsauto voor € 39.000,- in Q3 van 2021 (de subsidieperiode) mee moet tellen voor berekening omzetverlies. Als dat geval is, is tussen partijen ook niet in geschil dat de onderneming niet voldoet aan het vereiste van ten minste 30% omzetverlies.
3 Het College is van oordeel dat de minister mocht uitgaan van de omzet zoals die blijkt uit de aangifte omzetbelasting van Q3 van 2021 en wijst daarbij op het volgende. De regelgever heeft ervoor gekozen de aangifte omzetbelasting te gebruiken voor het bepalen van de omzet, vanwege de uitvoerbaarheid en de beperking van de administratieve lasten. Het College heeft eerder al geoordeeld dat de TVL geen ruimte biedt hiervan af te wijken [1] . Er bestaat ook geen aanleiding om de opbrengst van de verkoop van de bedrijfsauto niet tot de omzet te rekenen. Volgens de aangifte omzetbelasting behoort de verkoopopbrengst van de bedrijfsauto namelijk wel tot de omzet [2] . De ondernemer krijgt dus geen gelijk.
4 Het beroep is ongegrond. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
w.g. R.W.L. Koopmans w.g. F. Willems

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 11 januari 2022, ECLI:NL:CBB:2022:5.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 28 februari 2023, ECLI:NL:CBB:2023:105.