Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 februari 2024 in de zaak tussen
[naam 2], te [plaats] (de onderneming)
College van Beroep voor het bedrijfsleven
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 20 februari 2024, betreft het een geschil tussen de minister van Economische Zaken en Klimaat en een onderneming over de intrekking van een subsidie die was verleend op basis van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het vierde kwartaal van 2020. De minister had op 23 juni 2021 besloten de subsidie van € 3.072,55 in te trekken en het betaalde voorschot van € 2.458,04 terug te vorderen, omdat uit omzetinformatie bleek dat de onderneming niet voldeed aan de vereisten voor subsidie. De onderneming stelde dat het bestreden besluit niet-ontvankelijk was, omdat de minister niet binnen de wettelijke beslistermijn had beslist op het bezwaar tegen het intrekkingsbesluit.
Het College overweegt dat de termijnen in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geen fatale termijnen zijn, maar termijnen van orde. Overschrijding van deze termijnen leidt niet automatisch tot vernietiging van het besluit. De onderneming had de minister in gebreke kunnen stellen, maar heeft dit niet gedaan. Het College concludeert dat er geen inhoudelijke gronden zijn aangevoerd tegen de intrekking en terugvordering van de subsidie. De uitspraak bevestigt dat het beroep ongegrond is en dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden.