ECLI:NL:CBB:2023:244
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing subsidieaanvraag ondernemer op basis van omzetverlies door inruil bedrijfsauto
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 23 mei 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een ondernemer en de minister van Economische Zaken en Klimaat over de afwijzing van een subsidieaanvraag op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL). De ondernemer had een bedrijfsauto ingeruild en ontving hiervoor € 40.000,-, wat hij als omzet had opgegeven in zijn aangifte omzetbelasting voor het eerste kwartaal van 2021. De minister heeft de subsidieaanvraag afgewezen omdat de ondernemer niet voldeed aan de eis van minimaal 30% omzetverlies. De ondernemer betwistte dat het inruilbedrag als omzet moest worden aangemerkt en voerde aan dat de minister ten onrechte een andere SBI-code had gebruikt en beslistermijnen had overschreden.
Het College oordeelde dat het bedrag van € 40.000,- inderdaad als omzet moet worden aangemerkt volgens de definitie in de TVL. De ondernemer had zijn omzetcorrecties niet betwist en voldeed niet aan de voorwaarden voor subsidieverlening. Het College bevestigde dat de minister de subsidieaanvraag terecht had afgewezen. Daarnaast werd vastgesteld dat de overschrijding van de beslistermijn geen invloed had op de inhoudelijke juistheid van het besluit. De klacht van de ondernemer over de behandeling door de jurist werd doorgestuurd naar de interne klachtencoördinator, maar had geen invloed op de uitspraak.
De uitspraak benadrukt het belang van de juiste interpretatie van omzet in het kader van de TVL en bevestigt dat de minister bij de beoordeling van subsidieaanvragen moet afgaan op de aangiften omzetbelasting van de ondernemer. Het College verklaarde het beroep ongegrond en de minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.