ECLI:NL:CBB:2024:102
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Geschil over referentieperiode voor subsidie op basis van de TVL-regeling in de bioscopenbranche
In deze zaak heeft een onderneming, actief in de bioscopenbranche, een aanvraag ingediend voor een subsidie op basis van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor de periode Q2 2021. De minister van Economische Zaken en Klimaat heeft de aanvraag goedgekeurd, maar de onderneming is van mening dat de minister een onjuiste referentieperiode heeft gehanteerd. De onderneming stelt dat de referentieperiode Q3 2019 moet zijn, in plaats van de door de minister gekozen Q3 2020. Het geschil draait om de vraag of de minister de juiste referentieperiode heeft toegepast, waarbij de onderneming aanvoert dat de minister niet alleen naar de inschrijfdatum in het handelsregister moet kijken, maar ook naar de feitelijke startdatum van de activiteiten, die volgens de onderneming op 23 mei 2019 ligt. De minister daarentegen stelt dat de TVL-regeling alleen de keuze biedt tussen het tweede kwartaal van 2019 of het derde kwartaal van 2020 als referentieperiode, en dat de inschrijfdatum in het handelsregister leidend is. De rechtbank heeft de argumenten van de onderneming en de minister afgewogen en geconcludeerd dat de minister de referentieperiode Q3 2020 terecht heeft gehanteerd. Het beroep van de onderneming is ongegrond verklaard, en de minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.