ECLI:NL:CBB:2023:80
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake niet-ontvankelijkheid van bezwaarschrift tegen boetes op grond van de Wet dieren
In deze zaak heeft appellante, een onderneming, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin haar bezwaar tegen boetes van in totaal € 13.500,- opgelegd door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, niet-ontvankelijk werd verklaard. Het bezwaar was ingediend na het verstrijken van de bezwaartermijn, en de rechtbank oordeelde dat er geen verschoonbare reden was voor deze termijnoverschrijding. Appellante voerde aan dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was omdat de gemachtigde van appellante door privéomstandigheden, namelijk de ziekenhuisopname van zijn zoon, niet in staat was om tijdig bezwaar te maken. De rechtbank oordeelde echter dat de gemachtigde verantwoordelijk was voor het tijdig indienen van het bezwaar en dat de omstandigheden niet voldoende waren om de termijnoverschrijding als verschoonbaar te beschouwen. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen sprake was van een toezegging van de minister dat het te late bezwaar alsnog inhoudelijk zou worden behandeld. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het hoger beroep werd ongegrond verklaard.