In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 21 november 2023, betreft het een beroep van een onderneming tegen de vaststelling van de TVL-subsidie door de minister van Economische Zaken en Klimaat. De minister had op 25 mei 2021 besloten om de subsidie voor de periode juni tot en met september 2020 vast te stellen op € 0,- en het betaalde voorschot van € 38.614,14 terug te vorderen. Dit besluit was gebaseerd op het feit dat de onderneming niet voldeed aan de drempel van 30% omzetverlies, zoals vereist door de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19 (TVL). De onderneming stelde dat de minister een onjuiste omzet had gebruikt voor de referentieperiode en dat de verbouwing en sluiting van hun café wel degelijk invloed hadden op de omzet.
Tijdens de zitting op 28 augustus 2023 werd het standpunt van de onderneming besproken, maar het College oordeelde dat de minister terecht had vastgesteld dat de drempel van 30% omzetverlies niet was bereikt. De onderneming had niet aannemelijk gemaakt dat er een verband bestond tussen de verbouwing en de omzet in de referentieperiode. Bovendien werd vastgesteld dat de minister geen schending van de hoorplicht had gepleegd, aangezien de onderneming had aangegeven geen gebruik te willen maken van het recht om gehoord te worden.
Het College concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat de minister geen proceskosten hoefde te vergoeden. De uitspraak benadrukt de strikte toepassing van de regels rondom de TVL-subsidie en de noodzaak voor ondernemingen om aan de gestelde voorwaarden te voldoen om in aanmerking te komen voor subsidie.