In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 24 oktober 2023, zaaknummer 22/1533, staat de afwijzing van een subsidieaanvraag voor de regeling vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) centraal. De minister van Economische Zaken en Klimaat heeft op 22 november 2021 de aanvraag van de onderneming afgewezen, omdat deze niet voldeed aan de voorwaarde van minimaal 30% omzetverlies en € 1.500,- aan vaste lasten. De onderneming heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd op 16 juni 2022 ongegrond verklaard. Vervolgens heeft de onderneming beroep ingesteld bij het College.
Tijdens de zitting op 28 augustus 2023 heeft de onderneming betoogd dat de minister de aanvraag had moeten honoreren, omdat er een verwachting was gewekt door de minister die om aanvullende informatie had gevraagd. De onderneming stelde ook dat er sprake was van rechtsongelijkheid, omdat de minister in andere gevallen de eigen administratie van ondernemingen betrok bij het bepalen van het omzetverlies. Het College heeft echter geoordeeld dat de minister terecht is uitgegaan van de omzet zoals deze is gebleken uit de aangifte omzetbelasting, en dat de onderneming geen succesvol beroep kan doen op het vertrouwensbeginsel of het gelijkheidsbeginsel.
Het College concludeert dat de afwijzing van de subsidieaanvraag terecht is, omdat de onderneming niet voldoet aan de gestelde voorwaarden. De uitspraak benadrukt het belang van de wettelijke kaders en de noodzaak voor de minister om consistent te handelen in het kader van de TVL-regeling. De beslissing is openbaar uitgesproken en de minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.