In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 17 oktober 2023, zaaknummer 22/1162, is de aanvraag van [naam 1] B.V. voor een subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) afgewezen. De aanvraag was te laat ingediend, en de minister van Economische Zaken en Klimaat had deze afgewezen met het besluit van 5 januari 2022. Het bezwaar van de onderneming werd ongegrond verklaard in het bestreden besluit van 6 mei 2022. De onderneming stelde dat de minister de verwachting had gewekt dat de aanvraag alsnog zou worden beoordeeld, maar het College oordeelde dat de verantwoordelijkheid voor tijdige indiening bij de onderneming ligt. De minister had duidelijk gecommuniceerd over de sluitingsdatum en er was geen bewijs dat tijdige indiening onmogelijk was. De onderneming had geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die de afwijzing onevenredig zouden maken. Het College concludeerde dat de minister terecht had afgewezen op basis van de wettelijke bepalingen die dwingend zijn voor de TVL-regeling. Het beroep van de onderneming werd ongegrond verklaard, en de minister hoefde geen proceskosten te vergoeden.