ECLI:NL:CBB:2023:581

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
10 oktober 2023
Publicatiedatum
9 oktober 2023
Zaaknummer
19/1057
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep tegen beslissing op bezwaar inzake Diergezondheidsfonds Overgangsregeling Pluimvee 2018

In deze uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 10 oktober 2023, zaaknummer 19/1057, werd het beroep van V.O.F. [naam] tegen de beslissing van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit niet-ontvankelijk verklaard. De zaak betreft de heffing van het Diergezondheidsfonds Overgangsregeling Pluimvee 2018. De minister had eerder een besluit genomen op 15 mei 2019, waartegen bezwaar was gemaakt. In een tussenuitspraak van 12 juli 2022 werd de minister opgedragen om de gebreken in dit besluit te herstellen. De minister heeft vervolgens op 24 augustus 2022 een vervangingsbesluit genomen, waartegen [naam] geen inhoudelijke bezwaren meer had en dat als correct werd beschouwd.

Het College oordeelde dat er geen procesbelang meer was voor [naam] om het beroep tegen de oorspronkelijke beslissing op bezwaar voort te zetten, aangezien het vervangingsbesluit de eerdere beslissing had vervangen. Hierdoor werd het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Het College heeft de minister wel veroordeeld tot betaling van de proceskosten die door [naam] zijn gemaakt, omdat de minister pas na de tussenuitspraak de berekening van de heffing inzichtelijk had gemaakt. De totale proceskostenvergoeding werd vastgesteld op € 2720,25, waarvan € 2179,25 nog door de minister moest worden vergoed, na aftrek van eerder vergoede kosten.

De uitspraak benadrukt het belang van procesbelang in bestuursrechtelijke procedures en de gevolgen van vervangingsbesluiten voor de ontvankelijkheid van beroepen.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 19/1057

uitspraak van de meervoudige kamer van 10 oktober 2023 in de zaak tussen

V.O.F. [naam] , te [plaats] ( [naam] )

(gemachtigde: J.A. Brok),
en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

(gemachtigde: mr. W.L.C. Rijk)

Procesverloop

Bij tussenuitspraak van 12 juli 2022 (ECLI:NL:CBB:2022:399) heeft het College de minister opgedragen om binnen acht weken na verzending van de tussenuitspraak de gebreken in het besluit van 15 mei 2019 (beslissing op bezwaar) te herstellen.
Op 24 augustus 2022 heeft de minister een nieuw besluit (vervangingsbesluit) genomen. [naam] is in de gelegenheid gesteld haar zienswijze in te dienen op dit besluit.
[naam] heeft meegedeeld dat de minister met het vervangingsbesluit volledig aan haar bezwaren tegemoet is gekomen en heeft verzocht om de minister te veroordelen in de kosten van de bezwaar- en de beroepsprocedure.

Overwegingen

Inleiding
1.1
Met het besluit van 18 juli 2018 heeft de minister de heffing “Diergezondheidsfonds Overgangsregeling Pluimvee 2018” voor [naam] vastgesteld op € 13.777,41. Met het besluit van 15 mei 2019 (beslissing op bezwaar) heeft de minister de heffing vastgesteld op
€ 13.128,78. Met het besluit van 5 november 2019 (de correctiekorting) heeft de minister een correctiekorting ter hoogte van € 4.941,65 toegepast op de heffing. Daarmee bedraagt de resterende heffing € 8.187,13.
1.2
In de tussenuitspraak heeft het College de minister opgedragen om binnen acht weken na verzending van de tussenuitspraak de gebreken in de beslissing op bezwaar te herstellen met inachtneming van de tussenuitspraak. Het College heeft verder iedere beslissing aangehouden.
1.3
Met het vervangingsbesluit heeft de minister na de tussenuitspraak op 24 augustus 2022 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen. De minister heeft het bezwaar gegrond verklaard en de rechtsgevolgen van de beslissing op bezwaar en de correctiekorting in stand gelaten.
Procesrechtelijke gevolgen van de tussenuitspraak
2.1
Het College stelt vast dat het vervangingsbesluit de beslissing op bezwaar heeft vervangen. Hoewel dit niet expliciet uit het vervangingsbesluit volgt, gaat het College er daarbij van uit dat de beslissing op bezwaar door deze vervanging ook impliciet is ingetrokken door de minister. [naam] heeft niet gesteld of laten blijken dat zij nog belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van dit ingetrokken besluit. Dit betekent dat geen sprake is van procesbelang en dat het College het beroep dat is gericht tegen de beslissing op bezwaar daarom niet-ontvankelijk zal verklaren.
2.2
Op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht heeft het beroep dat [naam] heeft ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van rechtswege ook betrekking op het vervangingsbesluit, tenzij zij daarbij onvoldoende belang heeft.
2.3
Het College oordeelt dat [naam] onvoldoende belang heeft bij een beroep van rechtswege tegen het vervangingsbesluit, omdat dit besluit volgens [naam] correct is. Het gevolg hiervan is dat het beroep niet van rechtswege ook betrekking heeft op het vervangingsbesluit. Dit besluit wordt daarom niet in deze procedure beoordeeld.
Proceskosten
3.1
In de omstandigheid dat de minister pas na de tussenuitspraak de berekening van de hoogte van de heffing en de correctiekorting inzichtelijk heeft gemaakt, ziet het College aanleiding om de minister te veroordelen in de door [naam] gemaakte proceskosten. Het College zal daarbij, met toepassing van artikel 2, derde lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb), de hoogte van de te vergoeden proceskosten, voor zover nodig in afwijking van de artikelen 2, eerste lid, en 3, eerste lid, van het Bpb als volgt vaststellen.
3.2
In de hieronder weergegeven tabel zijn de proceshandelingen opgesomd waarvan de gemaakte kosten volgens het forfaitaire stelsel (€ 837,- per punt) voor het per handeling vermelde bedrag voor vergoeding in aanmerking zouden komen, naar gelang de aan die handeling toegekende punten.
Proceshandeling
Punt
Forfaitaire vergoeding
Beroepschrift
1
€ 837,-
Brief van 9 maart 2021
0,5
€ 418,50
Brief van 7 april 2021
0,5
€ 418,50
Brief van 31 mei 2021
0,5
€ 418,50
Regiezitting
0,5
€ 418,50
Zitting dag 1
1,0
€ 837,-
Zitting dag 2
1,0
€ 837,-
Totaal
€ 4.185,-
3.3
Volgens deze berekening zouden de voor vergoeding in aanmerking komende kosten in dit geval dus € 4.185,- bedragen. Het College ziet echter aanleiding om deze vergoeding met toepassing van artikel 3, eerste lid, van het Besluit proceskosten wat betreft een aantal proceshandelingen te verlagen tot 50 % van het forfaitaire bedrag. In de kolom ‘verlaging met 50 %’ blijkt voor welke proceshandelingen dit geldt en tot welke vergoeding de verlaging leidt. In de laatste kolom staat het bedrag dat het College voor elke proceshandeling afzonderlijk en in totaal toekent. Hierna (in 3.4) zal het College deze berekening toelichten.
Proceshandeling
Punt
Forfaitairevergoeding
Verlagingmet 50 %
Toegekend bedrag
Beroepschrift
1
€ 837,-
€ 418,50
€ 418,50
Brief van 9 maart 2021
0,5
€ 418,50
€ 418,50
Brief van 7 april 2021
0,5
€ 418,50
€ 209,25
€ 209,25
Brief van 31 mei 2021
0,5
€ 418,50
€ 209,25
€ 209,25
Regiezitting
0,5
€ 418,50
€ 209,25
€ 209,25
Zitting dag 1
1,0
€ 837,-
€ 418,50
€ 418,50
Zitting dag 2
1,0
€ 837,-
€ 837,-
Totaal
€ 2720,25
3.4
Deze zaak maakt deel uit van een groep van 37 zaken, waarbij dezelfde gemachtigde als in deze zaak telkens namens het desbetreffende pluimveebedrijf bezwaar heeft gemaakt en vervolgens beroep heeft ingesteld. In 31 zaken waarin het College eerder al uitspraak heeft gedaan, was er aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. Bij het vaststellen van de hoogte van de te vergoeden proceskosten in die zaken heeft het College enerzijds in aanmerking genomen dat deze 31 zaken in een aanzienlijke mate gemeenschappelijke kenmerken vertonen, met als gevolg dat de door de gemachtigde uitgevoerde werkzaamheden ook voor een aanzienlijk deel nagenoeg identiek zijn geweest en er in zoverre dus sprake is van samenhang. Anderzijds zijn er in diverse zaken tevens op het individuele geval toegespitste bijzondere omstandigheden aan de orde gesteld, met als gevolg dat de door de gemachtigde uitgevoerde werkzaamheden in zoverre niet nagenoeg identiek zijn. In zoverre ontbreekt samenhang. Het College verwijst voor de precieze berekening van de toegekende proceskostenvergoeding en de nadere toelichting daarop naar de uitspraak van 12 juli 2022 in de zaak 19/1025 (ECLI:NL:CBB:2022:378). Hoewel de onderhavige zaak niet is meegenomen in de vergoeding van de proceskosten voor genoemde 31 zaken, geldt ook voor deze zaak dat bij het merendeel van de proceshandelingen de nadruk lag op de gemeenschappelijke kenmerken van bedoelde zaken. Voor die proceshandelingen is naar het oordeel van het College in deze zaak een matiging met 50 % op de plaats.
3.5
De voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten in beroep bedragen in dit geval € 2720,25.
3.6
Met het vervangingsbesluit heeft de minister de proceskosten in bezwaar (2 punten à € 541,- (tarief 2022) = € 1.082,-) en beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift ter hoogte van € 541,-) willen vergoeden, wat volgens de minister resulteert in een vergoeding van € 1.623,-. Het College kan deze berekening niet volgen, omdat dit bedrag naast de proceskosten in bezwaar slechts een gedeelte van de proceskosten in beroep dekt, namelijk
€ 541,-. Uit de tabel in 3.3, waaruit blijkt dat voor de behandeling van het beroep een proceskostenvergoeding van € 2720,25 verschuldigd is, volgt dat na aftrek van het reeds vergoede bedrag nog € 2179,25 aan te vergoeden proceskosten resteert. Tot betaling van dat bedrag zal de minister dus worden veroordeeld.

Beslissing

Het College:
  • verklaart het beroep tegen de beslissing op bezwaar niet-ontvankelijk;
  • draagt de minister op het betaalde griffierecht van € 174,- te vergoeden;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van [naam] tot een bedrag van
€ 2179,25.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C. Stuldreher, mr. H.L. van der Beek en mr. D. Brugman, in aanwezigheid van mr. E. van Kampen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 oktober 2023.
w.g. S.C. Stuldreher w.g. E. van Kampen