ECLI:NL:CBB:2023:545
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de subsidieverlening op basis van omzetverlies door COVID-19
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 26 september 2023, zaaknummer 22/1294, staat de beoordeling van een subsidieaanvraag op basis van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) centraal. De onderneming had een subsidie aangevraagd voor het vierde kwartaal van 2020, maar de minister van Economische Zaken en Klimaat stelde de subsidie vast op nihil, omdat de onderneming niet voldeed aan de eis van minimaal 30% omzetverlies. De onderneming voerde aan dat de minister onvoldoende rekening had gehouden met haar specifieke omstandigheden, zoals lange levertijden en de impact van coronamaatregelen op haar bedrijfsvoering. De minister handhaafde echter zijn besluit, stellende dat de aangiften omzetbelasting leidend zijn voor de vaststelling van de omzet en dat de TVL geen ruimte biedt voor maatwerk.
De zitting vond plaats op 20 juli 2023, waar de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren. Het College oordeelde dat de minister terecht de aangiften omzetbelasting als basis had genomen en dat de onderneming niet aan de eis van 30% omzetverlies voldeed. De minister was bevoegd om de subsidie op nihil vast te stellen en het al ontvangen voorschot terug te vorderen. Het College concludeerde dat de terugvordering niet onevenredig was, ondanks de financiële problemen die de onderneming mogelijk zou ondervinden. Het beroep van de onderneming werd ongegrond verklaard, en de minister hoefde geen proceskosten te vergoeden.