In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 26 september 2023, zaaknummer 22/1464, is het beroep van een ondernemer ongegrond verklaard. De ondernemer had een subsidie aangevraagd op basis van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het vierde kwartaal van 2020. De minister van Economische Zaken en Klimaat had de subsidie vastgesteld op € 0,- omdat de ondernemer geen omzetverlies van minimaal 30% had kunnen aantonen. De ondernemer betwistte deze vaststelling en voerde aan dat zijn omzet in dat kwartaal lager was dan gerapporteerd, omdat facturen pas later konden worden verstuurd. Het College oordeelde echter dat de minister terecht de gegevens uit de aangifte omzetbelasting had gebruikt om het omzetverlies te bepalen. De ondernemer had geen recht op de subsidie omdat hij niet voldeed aan de voorwaarden van de regeling. Het College concludeerde dat de minister de subsidie op nihil mocht vaststellen en dat er geen strijd was met het evenredigheidsbeginsel. De stelling van de ondernemer dat de minister de verkeerde SBI-code had gebruikt, werd buiten beschouwing gelaten, omdat dit geen invloed had op de uitkomst. De uitspraak bevestigt de strikte toepassing van de regels rondom de TVL-subsidie en de noodzaak voor ondernemers om nauwkeurig te rapporteren over hun omzet.