ECLI:NL:CBB:2023:524

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
26 september 2023
Publicatiedatum
19 september 2023
Zaaknummer
20/649
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake terugbetaling opleidingskosten en kosten zevende assistent

In deze uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 26 september 2023, zaaknummer 20/649, wordt het beroep van [naam] B.V. niet-ontvankelijk verklaard. Het College oordeelt dat de onderneming geen procesbelang heeft bij de beoordeling van het beroep, omdat het beroep zonder voorwerp is. Dit houdt in dat het College het beroep niet inhoudelijk zal beoordelen. De uitspraak is gedaan zonder zitting, aangezien het College over voldoende informatie beschikt om tot dit oordeel te komen, conform artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Het beroep was ingesteld tegen een besluit van 26 juni 2020, waarin de terugbetaling van initiële opleidingskosten en kosten voor een zevende assistent aan de orde was. Het College heeft eerder in een uitspraak van 20 oktober 2020 (ECLI:NL:CBB:2020:708) geoordeeld over de kosten van de inzet van een zevende assistent, die al betrokken waren bij een eerder beroep. Het College stelt vast dat het bestreden besluit voor zover het gaat om de kosten van de zevende assistent al is behandeld in de eerdere uitspraak, en dat voor de opleidingskosten geen beroep openstaat, maar bezwaar.

Hierdoor heeft [naam] B.V. geen procesbelang bij de huidige procedure, wat leidt tot de conclusie dat het beroep niet-ontvankelijk is. Het College kent een proceskostenvergoeding toe van € 837,- aan [naam] B.V. en bepaalt dat het griffierecht van € 354,- door de griffier wordt terugbetaald. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen deze uitspraak.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 20/649
uitspraak zonder zitting van de enkelvoudige kamer van 26 september 2023 in de zaak tussen

[naam] B.V., te [woonplaats]

(gemachtigde: mr. L. Steenbergen)
en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

Samenvatting

1. In deze uitspraak oordeelt het College dat het beroep van [naam] niet-ontvankelijk is omdat [naam] geen belang heeft bij een beoordeling van het beroep. Dat betekent dat het College het beroep niet inhoudelijk beoordeelt.
2 Het College doet uitspraak zonder zitting, omdat het over voldoende informatie beschikt om tot dit oordeel te komen. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat een zitting in dat geval niet nodig is.

Beoordeling

3 Als een partij geen belang (meer) heeft bij het beroep, dan kan de bestuursrechter het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
4 [naam] heeft beroep ingesteld tegen een besluit van 26 juni 2020 (het bestreden besluit). In het bestreden besluit staat onder meer het volgende:
“Hierbij informeer ik u over de terugbetaling van aan [naam] te [woonplaats] gefactureerde initiële opleidingskosten, de kosten voor een 7e assistent en de vergoeding van wettelijke rente.
Deze brief is een besluit als bedoeld in artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht. Gelet op het bepaalde in artikel 6:19, derde lid, van de Awb zal ik het College van beroep voor het bedrijfsleven (CBb) informeren over het onderhavige besluit.
Zoals u weet heeft het CBb op 17 juli 2018 een tussenuitspraak gedaan (ECLI:NL:CBB:2018:341). In die zaak werd uw beroep behandeld tegen beslissingen op bezwaar waarin facturen waarbij kosten voor het verrichten van officiële controles bij [naam] te [woonplaats] , in rekening zijn gebracht.
Het CBb heeft geoordeeld dat de Minister de opleidingskosten voor de interne opleiding tot officiële assistent, officiële dierenarts en practitioner (hierna: initiële opleidingskosten), ten onrechte heeft geïnd. Tevens zijn bij u ten onrechte kosten voor een 7e officiële assistent in rekening gebracht.
Om welke zaken gaat het voor uw bedrijf?
De volgende NVWA- en KDS-facturen komen voor correctie in aanmerking. Tevens is daarbij de wettelijke rente vermeld. Er is een onderscheid gemaakt in (categorie 1) facturen waarin de initiële opleidingskosten worden gecorrigeerd en (categorie 2) facturen waarin de ten onrechte geïnde kosten van een zevende assistent worden gecorrigeerd.
(…)

Beroepsmogelijkheid

Als u zich niet kunt verenigen met het besluit, kunt u binnen zes weken na verzending van dit besluit een beroepschrift indienen. (…).”
5 Het College heeft in zijn uitspraak van 20 oktober 2020 (ECLI:NL:CBB:2020:708) het volgende overwogen over het bestreden besluit, dat in de uitspraak is aangehaald als het besluit van 30 juni 2020:
“7.4.3 Naar aanleiding van de verwijzingsuitspraak heeft verweerder op 30 juni 2020 nieuwe besluiten genomen ten aanzien van appellante met betrekking tot onder meer de terugbetaling van de eerder bij de in geding zijnde facturen in rekening gebrachte inzet van een zevende officiële assistent. Deze besluiten houden in zoverre een wijziging in van de bij de bestreden besluiten gehandhaafde facturen. Nu niet is gebleken dat appellante daarbij geen belang heeft, betekent dit dat de onderhavige beroepen in zoverre mede zijn gericht tegen de besluiten van 30 juni 2020. Appellante betwist dat de bij die besluiten toegepaste correcties volledig en juist zijn. Het College kan op basis van de motivering van de besluiten van 30 juni 2020 en de beschikbare gegevens ook niet vaststellen of de correcties volledig en juist zijn. Het College zal daarom wat betreft de kosten van de inzet van een zevende officiële assistent zowel de beroepen tegen de bestreden besluiten als tegen de besluiten van 30 juni 2020 gegrond verklaren. (…)
7.5
Het College stelt vast dat verweerder naar aanleiding van de verwijzingsuitspraak van
7 juli 2018 (ECLI:NL:CBB:2018:340) in een aantal soortgelijke zaken bij genoemde besluiten van 30 juni 2020 ten aanzien van appellante eveneens nadere beslissingen heeft genomen met betrekking tot de terugbetaling van de eerder bij de in geding zijnde facturen in rekening gebrachte kosten voor de opleiding van officiële dierenartsen, officiële assistenten en practioners (opleidingskosten). Deze kosten zijn geen onderwerp van geschil in de onderhavige beroepsprocedures en waren dat evenmin in de bezwaarprocedures. Uit de brief van appellante aan het College van 10 juli 2020 blijkt dat appellante op 27 augustus 2019 aan verweerder heeft gevraagd om tot terugbetaling van de opleidingskosten over te gaan. Dit betekent dat de besluiten van 30 juni 2020 voor zover daarbij correcties zijn doorgevoerd met betrekking tot de opleidingskosten geen besluiten zijn in de zin van artikel 6:19, eerste lid, van de Awb, waarop de onderhavige beroepen mede betrekking hebben. Deze besluiten blijven hier derhalve verder buiten beschouwing. Appellante heeft tegen deze besluiten bezwaar gemaakt. Verweerder zal daarop moeten beslissen. Het komt het College voor dat een beoordeling van deze bezwaren in samenhang met de nieuwe besluiten op bezwaar die verweerder moet nemen ter uitvoering van deze einduitspraak, wenselijk is.”
6 Uit deze uitspraak volgt dat het College het bestreden besluit voor zover het gaat om de kosten van de inzet van de zevende assistent al heeft betrokken bij het beroep waarop in die uitspraak is beslist. Voor zover het bestreden besluit gaat over de opleidingskosten is geoordeeld dat het geen besluit is in de zin van artikel 6:19, eerste lid, van de Awb waartegen geen beroep maar bezwaar openstaat. [naam] heeft daartegen ook bezwaar gemaakt. Dit betekent dat het beroep dat hier nu voorligt zonder voorwerp is. [naam] heeft dus geen procesbelang bij een beoordeling van dit beroep.

Conclusie en proceskosten

7 Het beroep is niet-ontvankelijk.
8 Gelet op wat in 6 is overwogen, ziet het College aanleiding voor toekenning van een proceskostenvergoeding (1 punt ter waarde van € 837,- voor het indienen van een beroepschrift, met een wegingsactor 1,0).

Beslissing

Het College:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- veroordeelt de minister in de proceskosten van [naam] tot een bedrag van € 837,-;
- bepaalt dat het door [naam] betaalde griffierecht van € 354,- door de griffier wordt terugbetaald.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Venekamp, in aanwezigheid van mr. C.D.V. Efstratiades, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 september 2023.
w.g. A. Venekamp w.g. C.D.V. Efstratiades
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat u kunt doen als u het niet eens bent met deze uitspraak

Tegen deze uitspraak kunt u in verzet gaan bij het College. U doet dit door in een brief (het verzetschrift) toe te lichten waarom u het niet eens bent met de uitspraak. Zorg ervoor dat het College uw verzetschrift op tijd ontvangt, namelijk binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. In uw verzetschrift kunt u het College vragen om mondeling te mogen toelichten waarom u het niet eens bent met de uitspraak.