ECLI:NL:CBB:2023:430
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvragen subsidie TVL-regeling voor COVID-19 door de minister van Economische Zaken en Klimaat
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 22 augustus 2023 uitspraak gedaan over de afwijzing van subsidieaanvragen van een onderneming op grond van de Regeling subsidie financiering vaste lasten COVID-19 (TVL-regeling) voor het eerste kwartaal (Q1) en het vierde kwartaal (Q4) van 2021. De minister van Economische Zaken en Klimaat had de aanvragen afgewezen omdat de onderneming niet voldeed aan het vereiste van omzetverlies van respectievelijk 30% en 20% in de betreffende periodes. De onderneming stelde dat de minister bij de beoordeling van de aanvragen naar een andere referentieperiode had moeten kijken en dat zij onevenredig hard werd getroffen door de afwijzing.
De minister verdedigde zijn beslissing door te stellen dat de onderneming pas in juni 2021 omzet had gegenereerd, wat betekent dat er voor Q1 2021 geen omzetverlies kon worden vastgesteld. Voor Q4 2021 had de onderneming de keuze om als referentieperiode Q4 2019 of Q1 2020 te kiezen, maar de minister concludeerde dat ook in de alternatieve referentieperiode geen omzetverlies was vastgesteld. Het College heeft in eerdere uitspraken bevestigd dat het ontbreken van omzetverlies een geldige reden is voor afwijzing van de subsidieaanvraag.
Het College heeft de beroepen van de onderneming ongegrond verklaard en de afwijzing van de minister bevestigd. De uitspraak benadrukt dat de TVL-regeling geen mogelijkheid biedt voor subsidie bij het ontbreken van omzetverlies, en dat de minister terecht heeft gehandeld in deze zaak. De beslissing is openbaar uitgesproken op 22 augustus 2023.