ECLI:NL:CBB:2023:369

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
29 augustus 2023
Publicatiedatum
13 juli 2023
Zaaknummer
22/232
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing subsidieaanvraag COVID-19 door minister wegens te late indiening

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 29 augustus 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen de minister van Economische Zaken en Klimaat en een onderneming die een subsidieaanvraag had ingediend op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL). De aanvraag werd afgewezen omdat deze te laat was ingediend, wat volgens de minister een dwingende afwijzingsgrond is. De onderneming had de aanvraag niet tijdig ingediend, ondanks dat een advieskantoor een conceptaanvraag had voorbereid. De onderneming stelde dat het niet indienen van de aanvraag te wijten was aan een administratieve vergissing, maar het College oordeelde dat de verantwoordelijkheid voor tijdige indiening bij de onderneming ligt. De minister had de aanvraag terecht afgewezen, omdat de overschrijding van de aanvraagtermijn niet in strijd was met het evenredigheidsbeginsel. Het College verklaarde het beroep van de onderneming ongegrond en bevestigde de afwijzing van de subsidieaanvraag.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/232

uitspraak van de meervoudige kamer van 29 augustus 2023 in de zaak tussen

[naam 1] , handelend onder de naam [naam 2], te [plaats] (de onderneming)
(gemachtigde: G.E.M. Mulders)
en

de minister van Economische Zaken en Klimaat

(gemachtigden: mr. M. van den Brink en W. Dam)

Procesverloop

Met het besluit van 22 juli 2021 heeft de minister de aanvraag van de onderneming voor een subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het eerste kwartaal (Q1) van 2021 aangemerkt als pro-forma-aanvraag, en deze aanvraag vervolgens afgewezen.
Met het besluit van 14 januari 2022 (bestreden besluit) heeft de minister het bezwaar van de onderneming kennelijk ongegrond verklaard.
De onderneming heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 15 mei 2023. Aan de zitting hebben deelgenomen [naam 3] namens de onderneming, en de gemachtigden van de minister.
Na de zitting heeft het College de zaak verwezen naar een meervoudige kamer.

Overwegingen

1 Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Inleiding
2.1
Deze zaak gaat over een TVL-aanvraag die te laat is ingediend. Artikel 2.2.6 van de TVL bepaalt dat ondernemers hun aanvraag voor Q1 van 2021 uiterlijk op 18 mei 2021 vóór 17.00 uur konden indienen. Na dat moment sloot het digitale aanvraagsysteem en was het voor ondernemers in beginsel niet meer mogelijk een aanvraag in te dienen via dat systeem. De minister heeft voor ondernemers die te laat waren met hun aanvraag de mogelijkheid geopend om de reden voor de overschrijding van de aanvraagtermijn te melden. Na beoordeling daarvan werd in bepaalde gevallen het digitale aanvraagsysteem voor de betrokken ondernemers tijdelijk opnieuw geopend, zodat zij alsnog een aanvraag konden indienen.
2.2
Het geschil in deze zaak betreft de vraag of de minister de aanvraag terecht heeft afgewezen vanwege het niet tijdig indienen ervan.
Standpunt van de onderneming
3 De onderneming heeft een advieskantoor de opdracht gegeven om namens haar een TVL-aanvraag in te dienen. Rond 12 mei 2021, dus voor het verstrijken van de aanvraagtermijn, heeft dat kantoor een proefberekening gemaakt op de website van de minister, waaruit bleek dat de onderneming voor een subsidie van € 4.397,- in aanmerking zou komen. Deze proefberekening is als conceptaanvraag opgeslagen in het digitale systeem. Vervolgens is een medewerker van het advieskantoor vergeten op de verzendknop te drukken om de aanvraag definitief in te dienen. De aanvraag is inderdaad niet binnen de aanvraagtermijn ingediend, maar volgens de onderneming gaat het hier slechts om een administratieve vergissing. De minister kan in het systeem zien dat de conceptaanvraag al klaarstond. Omdat de minister dit niet wil onderzoeken, wordt de onderneming onevenredig gestraft. Zij stelt zich op het standpunt dat een kennelijke vergissing geen reden is om de TVL-aanvraag af te wijzen.
Standpunt van de minister
4 Volgens de minister is de (pro-forma-)aanvraag van de onderneming terecht afgewezen, omdat de aanvraag na 18 mei 2021 en daarmee te laat is ingediend. Hij wijst er daarbij op dat de overschrijding van de aanvraagtermijn, mede gelet op de uitspraak van het College van 23 juni 2020 (ECLI:NL:CBB:2020:417), een terechte afwijzingsgrond is. Het is de verantwoordelijkheid van de aanvrager om tijdig een aanvraag te doen. Een aanvraag wordt alleen behandeld als die aanvraag feitelijk is ingediend. Vergeten op de verzendknop te drukken, waarmee de aanvraag dus niet feitelijk is ingediend, is geen reden om de aanvraag alsnog in behandeling te nemen. In dat kader wijst de minister erop dat de onderneming had kunnen weten dat de aanvraag niet was ingediend, omdat aanvragers bij een geslaagde aanvraag een ontvangstbevestiging ontvangen. Het is tot slot onhaalbaar om bij elke in het aanvraagsysteem aangemaakte conceptaanvraag na te gaan, waarom die aanvraag niet daadwerkelijk is ingediend.
Beoordeling door het College
5.1
Uit artikel 2.2.4, eerste lid, aanhef en onder a, gelezen in samenhang met artikel 2.2.6 van de TVL, volgt dat de minister afwijzend op de aanvraag beslist als de aanvraag niet tijdig is ingediend. Te late indiening van een TVL-aanvraag is een dwingende afwijzingsgrond in de TVL voor alle kwartalen. De Algemene wet bestuursrecht, noch de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies (waar de TVL op gebaseerd is), biedt een grondslag om daarvan af te wijken.
5.2
Niet in geschil is dat de onderneming de aanvraag niet voor het in de TVL opgenomen eindtijdstip heeft ingediend. Voor de wijze waarop de minister omgaat met dergelijke aanvragen, verwijst het College naar zijn uitspraak van 13 juni 2023 (ECLI:NL:CBB:2023:293, onder 6.1 tot en met 6.4). In aanvulling op wat onder 7.3 van die uitspraak is overwogen, merkt het College op dat het daarbij gaat om tegenwettelijk begunstigend beleid (contra-legembeleid), dat zijn grondslag vindt in het ongeschreven evenredigheidsbeginsel. Daaraan zal ook het bestreden besluit worden getoetst.
5.3
In dit geval is het afwijzen van de aanvraag niet in strijd met het evenredigheidsbeginsel. De onderneming is verantwoordelijk voor het doen van een tijdige aanvraag. Dat de onderneming een advieskantoor heeft ingeschakeld om haar TVL-aanvraag te doen, maakt dat niet anders. Daarom komt het voor rekening en risico van de onderneming dat de adviseur is vergeten om op de verzendknop te drukken, zodat de aanvraag voor Q1 van 2021 niet tijdig is gedaan. Het ontbreken van een ontvangstbevestiging had aanleiding moeten vormen om na te gaan of de aanvraag daadwerkelijk was ingediend. Dat de onderneming negatieve financiële gevolgen ervaart door haar te late aanvraag, maakt het bestreden besluit evenmin onevenredig.
5.4
Het College is op grond van het voorgaande van oordeel dat de minister de aanvraag terecht op grond van artikel 2.2.4, eerste lid, aanhef en onder a, in samenhang met artikel 2.2.6 van de TVL heeft afgewezen, omdat niet is voldaan aan het vereiste dat de aanvraag tijdig is ingediend.
6 Het beroep is ongegrond. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Duuren, mr. H.L. van der Beek en
mr. H. van den Heuvel, in aanwezigheid van mr. T.D. Geldof, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 augustus 2023.
w.g. M. van Duuren w.g. T.D. Geldof

Bijlage

Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19
Artikel 2.2.4, eerste lid, aanhef en onder a
1. De minister beslist afwijzend op de aanvraag:
a. indien de aanvraag niet voldoet aan de bij deze regeling gestelde regels.
Artikel 2.2.6
1. Een aanvraag kan worden ingediend in de periode van 15 februari 2021 tot en met
18 mei 2021.
2. Aanvragen kunnen worden ingediend vanaf 12.00 uur op de in het eerste lid genoemde begindatum en zijn tijdig ingediend indien zij op de in het eerste lid genoemde einddatum vóór 17.00 uur zijn ontvangen.