ECLI:NL:CBB:2020:417

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
23 juni 2020
Publicatiedatum
19 juni 2020
Zaaknummer
19/461
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing subsidieaanvraag MKB-innovatiestimulering door technische problemen bij indiening

In deze zaak heeft Northend Systems B.V. een beroep ingesteld tegen de afwijzing van haar subsidieaanvraag op grond van de Regeling nationale EZ-subsidies. De aanvraag werd afgewezen omdat deze te laat was ingediend. Northend Systems B.V. had op 6 september 2018 geprobeerd om elektronisch een aanvraag in te dienen, maar door technische problemen kon de aanvraag niet tijdig worden verzonden. De aanvraag was pas na de deadline van 17.00 uur ingediend, wat leidde tot de afwijzing door de minister van Economische Zaken en Klimaat.

De rechtbank heeft overwogen dat de keuze van appellante om de aanvraag op de laatste dag en het laatste uur elektronisch in te dienen voor haar eigen rekening en risico komt. Ondanks de technische problemen die zich voordeden, had appellante de mogelijkheid om de aanvraag per post in te dienen of persoonlijk af te geven. De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van de aanvraag terecht was, omdat deze niet tijdig was ingediend. De rechtbank benadrukte dat het bestaan van technische problemen niet kan leiden tot een andere conclusie, aangezien appellante zelf verantwoordelijk was voor het tijdig indienen van de aanvraag.

De rechtbank heeft ook de argumenten van appellante over de ongelijkheid tussen elektronische en papieren aanvragen besproken. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven concludeerde dat de regels voor indiening voor beide vormen gelijk zijn en dat een te laat ingediende aanvraag, ongeacht de wijze van indiening, moet worden afgewezen. De uitspraak werd gedaan op 23 juni 2020, waarbij het beroep van Northend Systems B.V. ongegrond werd verklaard.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 19/461

uitspraak van de meervoudige kamer van 23 juni 2020 in de zaak tussen

Northend Systems B.V., te Amsterdam, appellante

(gemachtigde: G. van ’t Noordende),
en

de minister van Economische Zaken en Klimaat, verweerder

(gemachtigde: mr. S.F. Somer).

Procesverloop

Bij besluit van 4 oktober 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van appellante om een subsidie op grond van titel 3.4 MKB-innovatiestimulering topsectoren van de Regeling nationale EZ-subsidies afgewezen.
Bij besluit van 5 februari 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van appellante ongegrond verklaard.
Appellante heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 januari 2020. Appellante en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Op 6 september 2018 heeft appellante getracht elektronisch een aanvraag voor een MIT-R&D-samenwerkingsproject in te dienen. De bijlagen bij de aanvraag heeft appellante om 16.40 uur geüpload. Door twee foutmeldingen kon de elektronisch aanvraag zelf niet voor 17.00 uur worden verzonden. Appellante heeft vervolgens om 17.20 uur, 17.25 uur, 18.01 uur en 19.35 uur e-mailberichten verzonden aan verweerder.
2. Aan het bestreden besluit heeft verweerder ten grondslag gelegd dat een aanvraag als hier aan de orde tijdig is ingediend als deze op 6 september 2018, voor 17.00 uur is ontvangen. De aanvraag kon zowel elektronisch als per gewone post worden ingediend of in persoon worden afgegeven. Appellante heeft bij het invullen van het elektronische aanvraagformulier voor verzending enige vertraging opgelopen wegens foutmeldingen. Deze problemen konden echter relatief eenvoudig en snel worden verholpen. Dat appellante vanwege tijdnood geen contact meer kon opnemen met verweerder, dient voor haar risico te komen. Ten aanzien van het fout ingevoerde IBAN nummer stelt verweerder dat het elektronische aanvraagformulier de mogelijkheid bood om bij afronding van elke pagina van het aanvraagformulier te controleren op de juistheid van de ingevulde informatie.
3. Appellante heeft aangevoerd dat verweerder niet heeft weersproken dat er problemen op de website waren. De inzending van het aanvraagformulier werd geblokkeerd totdat alle problemen waren opgelost. Deze striktheid is disproportioneel. Een papieren aanvraag zou wel zijn ingenomen met een foutief ingevuld IBAN nummer. Bovendien stond het juiste IBAN nummer vermeld in de bijlagen. De bijlagen had appellante al op 6 september 2018 om 16.40 uur geüpload. Met deze bijlagen beschikte verweerder ook al over de benodigde gegevens om op de aanvraag te kunnen beslissen. De foutmelding op de site was bovendien niet correct. De foutmelding van het foutief ingevulde IBAN nummer verwees ten onrechte niet door naar de pagina waar dit nummer foutief was ingevuld, maar naar een pagina met een correct ingevulde IBAN. Het traceren en corrigeren van het onjuiste IBAN nummer heeft daardoor te veel tijd gekost. De afwijzing is dan ook bovenmatig en disproportioneel.
4.1
Op grond van artikel 1, eerste en tweede lid, van de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2018 geldt als periode waarin subsidieaanvragen op grond van titel 3.4 MKB-innovatiestimulering topsectoren van de Regeling nationale EZ-subsidies kunnen worden ingediend, de periode van 17 april 2018 tot en met 6 september 2018. Aanvragen zijn tijdig ingediend indien zij op de genoemde einddatum vóór 17.00 uur zijn ontvangen.
4.2
Op grond van artikel 2:17, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geldt als tijdstip waarop een bericht door een bestuursorgaan elektronisch is ontvangen, het tijdstip waarop het bericht zijn systeem voor gegevensverwerking heeft bereikt.
4.3
De memorie van toelichting bij de Wet elektronisch bestuurlijk verkeer (Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 483, nr. 3) vermeldt onder meer het volgende:
“Het bestuur dient ervoor te waken dat, indien de elektronische weg is opengesteld, geen ongerechtvaardigde belemmeringen voor elektronisch dataverkeer worden opgeworpen. Om dit te kunnen bepalen dient een afweging te worden gemaakt tussen het belang van het bestuursorgaan op een uniforme, veilige, praktisch toepasbare en betaalbare elektronische weg enerzijds en het belang van de burger op toegang tot het bestuursorgaan anderzijds.
(…)
Artikel 2:17, tweede lid (Tijdstip van ontvangst)
Deze bepaling strekt ertoe het tijdstip van ontvangst door een bestuursorgaan van een langs elektronische weg verzonden bericht vast te stellen. Dit is in het bijzonder van belang om te kunnen constateren of het bericht tijdig is ontvangen (bijvoorbeeld de tijdige ontvangst van een zienswijze, bezwaar- of beroepschrift).”
5. In geschil is of de aanvraag terecht is afgewezen omdat deze te laat is ingediend. Niet in geschil is, en ook het College gaat hiervan uit, dat de aanvraag niet uiterlijk op 6 september 2018 vóór 17.00 uur door verweerder is ontvangen mede door twee verschillende fouten (bugs) in het systeem van de elektronische aanvraag. Het geschil spitst zich toe op de vraag of de afwijzing terecht is gelet op de verschillen tussen een papieren en elektronische aanvraag, de omstandigheid dat onder meer het juiste IBAN nummer wel in de bijlagen was opgenomen en het feit dat sprake was van fouten (bugs) in de elektronische aanvraag.
6. Het College stelt voorop dat de keuze van appellante om de aanvraag op de laatste dag en het laatste uur van de termijn elektronisch in te dienen voor haar eigen rekening en risico dient te komen. De door haar gestelde omstandigheid dat zij niet eerder beschikte over de benodigde, door anderen aan te leveren, gegevens doet daaraan niet af. Appellante had de keuze de aanvraag per post in te dienen of in persoon af te geven aan de balie van verweerder, maar zij heeft dit niet gedaan. Ook voor de papieren aanvraag geldt dat de aanvraag voor het verstrijken van de termijn door verweerder moet zijn ontvangen. Appellante betwist niet dat de aanvraag na het verstrijken van de termijn is ingediend. Nadat zij de fouten in het elektronische aanvraagformulier had hersteld, was het technisch niet meer mogelijk om de aanvraag nog digitaal in te dienen via het eLoket en heeft zij het volledig ingevulde aanvraagformulier per e-mail aan verweerder verzonden. De termijn voor tijdige indiening was toen echter al verstreken.
7.1
Bij appellante was sprake van twee foutmeldingen bij het invullen van het elektronische aanvraagformulier. Verweerder erkent dat hierbij sprake was van bugs in het systeem. De eerste foutmelding betrof het subsidiebedrag. Ten onrechte gaf het systeem aan dat het ingevulde bedrag niet correct was. Deze foutmelding hebben meerdere aanvragers ontvangen, volgens verweerder. Deze fout was echter relatief eenvoudig te herstellen door het bedrag met één euro te verlagen en ook appellante is daar volgens haar eigen verklaring binnen een aantal minuten in geslaagd. Het College acht aannemelijk dat het indienen van de aanvraag hierdoor weliswaar enige vertraging heeft opgelopen, maar dat appellante na aanpassing van het subsidiebedrag nog in staat was de aanvraag tijdig in te dienen. Dit wordt als zodanig ook niet door appellante betwist.
7.2
Ten aanzien van het foutief ingevulde IBAN nummer overweegt het College als volgt. Niet wordt betwist dat appellante zelf een foutief IBAN nummer heeft ingevuld. Bij het verzenden van het formulier verscheen een foutmelding dat een IBAN nummer niet correct was ingevuld. De link bij deze foutmelding kwam echter niet uit bij het onjuiste IBAN nummer, maar bij een ander IBAN nummer dat wel correct was ingevuld. Het heeft appellante veel tijd gekost om te achterhalen dat de link van de foutmelding niet juist was en dat derhalve een ander IBAN nummer niet correct was ingevuld. Ondanks dat de foutmelding een onjuiste doorklikmogelijkheid had, moet dit in dit geval voor rekening en risico van appellante komen. Appellante heeft niet weersproken dat op elke pagina van het digitale aanvraagformulier de mogelijkheid was opgenomen om de ingevoerde gegevens op juistheid te controleren. Als appellante van deze controlemogelijkheid gebruik zou hebben gemaakt, zou zij relatief eenvoudig hebben kunnen achterhalen waar de door haar gemaakte fout was gemaakt. Aannemelijk is dat zij de aanvraag dan tijdig ingediend zou hebben. Appellante heeft van deze mogelijkheid echter geen gebruik gemaakt. Het College acht van belang dat appellante zelf pas tegen het einde van de termijn heeft gepoogd de aanvraag digitaal in te dienen en daarmee het risico heeft genomen dat de aanvraag niet in één keer ingediend kon worden door technische mankementen aan de kant van verweerder, maar ook door fouten aan eigen zijde. Naar het oordeel van het College kan het bestaan de hiervoor beschreven bugs, alle omstandigheden in aanmerking genomen, er niet toe leiden dat verweerder de aanvraag niet heeft mogen afwijzen wegens de niet tijdige indiening ervan.
8. Met betrekking tot de grond van appellante dat de wijze van indiening per post en digitaal hetzelfde moet zijn en op dezelfde manier moet worden behandeld door verweerder, overweegt het College als volgt. Ook voor een aanvraag ingediend per post of afgegeven aan de balie van verweerder, geldt dat deze voor het verstrijken van de termijn moet worden ingediend. Een te laat ingediende aanvraag wordt afgewezen, ongeacht de wijze van indiening. Dat een elektronische aanvraag niet kan worden ingediend als iets foutief is ingevuld, is inherent aan het indienen via elektronische weg. Het systeem ondersteunt de aanvrager in feite door aan te geven dat de invoer niet juist is. De stelling van appellante dat het IBAN nummer in de bijlagen wel juist was ingevoerd en dat het nogmaals vermelden van het IBAN nummer in de aanvraag zelf dus feitelijk een dubbele invoer was en niet nodig, kan het College niet volgen. Zonder een ingevuld aanvraagformulier is de aanvraag niet compleet. Met het indienen van alleen de bijlagen, zou de aanvraag ook zijn afgewezen. Als appellante op de papieren aanvraag een foutief IBAN nummer had ingevuld, had zij wellicht de aanvraag wel in kunnen dienen en dit op een later moment kunnen herstellen. Hier staat echter tegenover dat de gegevens van de elektronische aanvraag direct gecontroleerd en aangepast hadden kunnen worden. Dit maakt niet dat het verschil tussen de papieren en elektronische aanvraag onaanvaardbaar is.
9. Gelet op het voorgaande is het College van oordeel dat appellante haar aanvraag om subsidie buiten de hiervoor gestelde termijn heeft ingediend en dat verweerder de aanvraag terecht op deze grond heeft afgewezen.
10. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.O. Kerkmeester, mr. W.C.E. Winfield en mr. M. de Mol, in aanwezigheid van mr. C.S. de Waal, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 juni 2020.
w.g. H.O. Kerkmeester De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.