ECLI:NL:CBB:2023:289
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van TVL-subsidie voor het vierde kwartaal 2020
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 13 juni 2023, zaaknummer 22/267, staat de intrekking en terugvordering van de TVL-subsidie voor het vierde kwartaal van 2020 centraal. De minister van Economische Zaken en Klimaat had op 6 juli 2021 de subsidie van [naam 1] B.V. ingetrokken, omdat deze onjuiste of onvolledige gegevens had verstrekt bij de aanvraag. Het College oordeelt dat de minister de juiste referentieperiode heeft gehanteerd en dat er geen strijd is met het evenredigheidsbeginsel. Het beroep van [naam 1] is ongegrond verklaard.
De zaak begon met de aanvraag van [naam 1] voor subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL). De subsidie was verleend op 4 december 2020, maar de minister trok deze in omdat [naam 1] volgens hem onjuiste gegevens had verstrekt. [naam 1] stelde dat de minister ten onrechte de datum van inschrijving in het handelsregister als startdatum van de onderneming had genomen, terwijl het restaurant pas op 7 januari 2020 geopend was. Het College volgde de minister in zijn standpunt dat de datum van de vergunningverlening op 20 december 2019 als referentiepunt moest dienen.
Het College concludeert dat de minister bevoegd was om de subsidie in te trekken en dat de terugvordering van het voorschot niet in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. De minister had de intrekking van de subsidie gerechtvaardigd, omdat [naam 1] niet voldeed aan de voorwaarde van een omzetverlies van ten minste 30%. Het College oordeelt dat de minister de juiste procedure heeft gevolgd en dat de beslissing om de subsidie in te trekken en terug te vorderen rechtmatig was. Het beroep van [naam 1] wordt ongegrond verklaard.