In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 30 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep van een klacht die door [naam 1] was ingediend tegen [naam 2] RA, [naam 3] RA en [naam 4] RA. De klacht, ingediend op 20 maart 2021, werd door de voorzitter van de accountantskamer niet in behandeling genomen, omdat deze volgens haar evident niet-ontvankelijk was op grond van het ne bis in idem beginsel. Dit beginsel houdt in dat een klacht die eerder is behandeld en waarover een eindbeslissing is genomen, niet opnieuw kan worden ingediend. De voorzitter had in eerdere klachten van [naam 1] tegen dezelfde betrokkenen al geoordeeld dat er sprake was van misbruik van tuchtrecht. Het College heeft vastgesteld dat de brieven van de voorzitter geen rechtsmiddelenclausule bevatten en dat de klacht niet op de juiste wijze was afgehandeld volgens de Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra). Het College heeft het hoger beroep gegrond verklaard en de beslissing van de voorzitter vernietigd, waarbij het College zelf de zaak heeft afgedaan. Uiteindelijk werd de klacht van [naam 1] niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze al eerder was behandeld en de klachten onderling verweven waren met eerdere procedures. De uitspraak benadrukt het belang van het ne bis in idem beginsel in het tuchtrecht.