1.3Uit het rapport van bevindingen van 13 februari 2020 (het rapport) blijkt dat toezichthouders van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) controles bij appellant hebben uitgevoerd op 22 januari 2020 en 3 februari 2020. Zij hebben op beide data geconstateerd dat appellant niet aan de hiervoor omschreven maatregel had voldaan. In het rapport staat, voor zover hier van belang, het volgende.
Controle op 22 januari 2020:
“Op woensdag 22 januari 2020 werd ik, toezichthouder [naam 3] omstreeks 14.30 uur
gebeld door [naam 4] , aspirant politieagente van het team [plaats 2] , politie
[…] .
Zij deelde mij mede dat zij op het bedrijf van [naam 1] gelegen aan de [adres] , [plaats 1] kadavers van varkens had aangetroffen. Tevens deelde zij mede dat zij in stallen aan de achterzijde van het terrein varkens had
aangetroffen die onder andere niet beschikten over drinkwater.
Verder werd deze controle uitgevoerd naar aanleiding van het geldende Besluit van het Team Bestuurlijke Maatregelen van de NVWA met kenmerk 201805951.
(…)
Naar aanleiding van het bovenstaande bevond ik, toezichthouder [naam 3] mij op woensdag 22 januari 2020 omstreeks 15.15 uur aan de [adres] , [plaats 1] .
Nadat ik, toezichthouder [naam 3] de 3 afdelingen van de stal was binnengegaan heb ik
vastgesteld dat in de verschillende hokken van de afdelingen varkens (gelten,
gespeende biggen, zeugen met biggen) werden gehouden.
Tijdens de controle zag ik dat in verschillende hokken waarin varkens verbleven geen
en/of onvoldoende afleidingsmateriaal (…) aanwezig was om te onderzoeken en
om mee te spelen.
Ik zag in enkele hokken een plastic stuk tyleenslang om een buis van een kraambox zitten. Ik zag in een enkel hok een stuk ketting hangen. Ik zag in een enkel hok een
bal liggen. Ik zag dat de betreffende hokken waarin varkens verbleven niet waren
ingestrooid met bijvoorbeeld zaagsel, ik zag geen restanten van stro, turf of
andersoortig materiaal dat eetbaar, vernieuwend of wroetbaar is en wat kan dienen als
materiaal om te onderzoeken en mee te spelen.
(…)
Ik zag dat het bovenstaande ook het geval was bij de 2 zeugen die afzonderlijk werden gehouden in een hok aan de buitenzijde van de stal. Ik zag in 1 van de hokken een bal liggen.”
Controle op 3 februari 2020:
“Wij zagen dat in het 2e hok aan de rechterzijde van deze afdeling 1 zeug met biggen
werd gehouden. Wij zagen dat er enkel een stuk tyleenslang om een buis van de
kraambox was bevestigd dat diende als afleidingsmateriaal.
Wij zagen dat in het 4e hok aan de rechterzijde van deze afdeling 2 gelten werden
gehouden. Wij zagen dat er geen afleidingsmateriaal in het hok aanwezig was.
Wij zagen dat in het 1e hok aan de linkerzijde van deze afdeling 1 zeug met biggen
werd gehouden. Wij zagen dat er geen afleidingsmateriaal in het hok aanwezig was.
Wij zagen dat in het 2e hok aan de linkerzijde van de afdeling 10 varkens (gespeende
biggen) met een gewicht van ongeveer 20 kilogram werden gehouden. Wij zagen dat
er geen afleidingsmateriaal in het hok aanwezig was. (…)
Wij zagen dat er in het 3e hok aan de linkerzijde van de afdeling 3 gelten werden
gehouden met een leeftijd van naar schatting 5-6 maanden. Wij zagen dat er om een
buis van het kraamhok dat in het hok stond een stuk tyleenslang was bevestigd dat
diende als afleidingsmateriaal. Wij zagen dat aan een buis van het kraamhok een stuk
linnen band met gesp aan het kraamhok hing dat kennelijk diende als
afleidingsmateriaal.
Wij zagen dat er onvoldoende afleidingsmateriaal in het hok aanwezig was.
(…)
Wij zagen dat er in het 4e hok aan de linkerzijde van de afdeling 3 gelten werden
gehouden met een leeftijd van naar schatting 5-6 maanden. Wij zagen dat er geen
afleidingsmateriaal in het hok aanwezig was.
(…)
Wij, toezichthouders [naam 3] en [naam 2] bevonden ons in afdeling 2 van de stal.
Wij zagen dat in het le hok aan de rechterzijde van de afdeling 1 zeug met biggen
werd gehouden.
Wij zagen dat er geen afleidingsmateriaal in het hok aanwezig was.
Wij zagen dat in het 2e hok aan de rechterzijde van deze afdeling 4 vleesvarkens
werden gehouden. Gelet op de grootte en bouw waren deze varkens ouder dan 3
maanden.
Wij zagen dat er geen afleidingsmateriaal in het hok aanwezig was.
(…)
Wij zagen dat er in het 3e hok aan de rechterzijde van deze afdeling 7 gespeende
biggen werden gehouden.
Wij zagen dat er geen afleidingsmateriaal in het hok aanwezig was.
(…)
Wij zagen dat in het le hok aan de rechterzijde van de afdeling 1 zeug met biggen
werd gehouden.
Wij zagen dat er geen afleidingsmateriaal in het hok aanwezig was.
Wij zagen dat in het le hok aan de linkerzijde van deze afdeling 5 vleesvarkens werden
gehouden. Gelet op de grootte en bouw waren deze varkens ouder dan 3 maanden.
Wij zagen dat er geen afleidingsmateriaal in het hok aanwezig was.
(…)
Wij zagen dat in het 2e hok aan de linkerzijde van deze afdeling 4 vleesvarkens werden
gehouden. Gelet op de grootte en bouw waren deze varkens ouder dan 3 maanden.
Wij zagen dat er geen afleidingsmateriaal in het hok aanwezig was.
Wij, toezichthouders [naam 3] en [naam 2] bevonden ons in afdeling 3. Wij zagen dat
in 2 hokken aan de achterzijde varkens werden gehouden.
Wij zagen dat in het linker hok 11 gemerkte (vlees)varkens werden gehouden. Wij
zagen dat er enkel een bal die diende als afleidingsmateriaal in het hok aanwezig was.
Wij wisten dat er onvoldoende afleidingsmateriaal voor de varkens in het hok aanwezig
was.
Wij zagen dat in het rechter hok 2 zeugen werden gehouden. Wij zagen dat er enkel
een bal en een stuk ketting in het hok aanwezig waren die dienden als
afleidingsmateriaal voor de varkens.
Wij wisten dat er onvoldoende afleidingsmateriaal voor de varkens in het hok aanwezig
was.
Wij, toezichthouders [naam 3] en [naam 2] bevonden ons in een hok aan de
buitenzijde van de stal. Wij zagen dat er 2 hokken aanwezig waren. Wij zagen dat er in
ieder hok een zeug werd gehouden. Wij zagen dat er in de hokken geen
afleidingsmateriaal voor de varkens aanwezig was.
Wij zagen dat de betreffende hokken waarin de zeugen, varkens verbleven niet waren
ingestrooid met bijvoorbeeld zaagsel, ik zag geen restanten van stro, turf of
andersoortig materiaal dat eetbaar, vernieuwend of wroetbaar is en wat kan dienen als
materiaal om te onderzoeken en mee te spelen.
Gelet op de bovenstaande bevindingen wisten wij dat er op het bedrijf van overtreder [naam 1] 55 varkens aanwezig waren die niet beschikten over (voldoende) afleidingsmateriaal om te onderzoeken en/of mee te spelen.”
2. Naar aanleiding hiervan heeft verweerder met het primaire besluit, gehandhaafd met het bestreden besluit, vastgesteld dat niet voldaan is aan bovengenoemde maatregel in de last onder dwangsom en dat appellant daarmee van rechtswege een dwangsom heeft verbeurd van € 1.500,- per controle. Dat houdt in dat appellant in totaal € 3.000,- heeft verbeurd. Appellant is het hiermee niet eens.
3. Appellant voert aan dat de controle op 22 januari 2020 een rechtmatige grondslag ontbeert. Deze controle heeft plaatsgevonden op verzoek van de politie die in het kader van een zogeheten “veegweek” de stal van appellant heeft doorzocht, zonder rechtmatige grondslag. Dit brengt mee dat ook de controle van verweerder een rechtmatige grondslag ontbeert. Appellant was niet aanwezig bij de controle op 22 januari 2020 en is na afloop hiervan niet op de hoogte gebracht. Verweerder heeft appellant aldus de mogelijkheid ontnomen om de nodige verbeteringen aan te brengen. Ook is de periode tussen de controles dermate kort dat de inspecteurs in redelijkheid niet konden verwachten dat de situatie op
3 februari 2020 zou zijn veranderd ten opzichte van 22 januari 2020. Het opleggen van dwangsommen per controle is in strijd met artikel 5:32b, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De dwangsom kan niet twee keer verbeurd zijn, omdat geen sprake is van twee verschillende overtredingen op 22 januari 2020 en 3 februari 2020. Het is één doorlopende overtreding. Ten slotte stelt appellant dat hij niet de eigenaar en niet de verantwoordelijke is voor de varkens waar het hier om gaat.
Standpunt van verweerder
4. Verweerder stelt vast dat appellant geen rechtsmiddelen heeft aangewend tegen het
besluit waarbij de last onder dwangsom is opgelegd en dat dit besluit dan ook in
rechte is komen vast te staan. Volgens vaste jurisprudentie kan een belanghebbende in de procedure tegen de invorderingsbeschikking in beginsel niet met succes gronden naar voren brengen die hij tegen de last onder dwangsom naar voren heeft gebracht of had kunnen brengen. Dit kan slechts in uitzonderlijke gevallen. Een uitzonderlijk geval kan bijvoorbeeld worden aangenomen indien evident is dat er geen overtreding is gepleegd en/of betrokkene geen overtreder is, maar die situatie doet zich niet voor, omdat appellant niet betwist dat hij de overtreding heeft gepleegd en overtreder is. Verweerder stelt zich verder op het standpunt dat de controle die toezichthouders van de NVWA op 22 januari 2020 hebben uitgevoerd rechtmatig was. Verweerder verwijst naar de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van8 april 2022 (ECLI:NL:RBROT:2022:2580). Volgens verweerder was de controle die de toezichthouders van de NVWA op 3 februari 2020 hebben uitgevoerd evenmin onrechtmatig, omdat appellant op de hoogte had kunnen en moeten zijn van de controle van 22 januari 2020 en maatregelen had moeten nemen om de geconstateerde gebreken te verhelpen. Verweerder is van mening dat het houden van een hercontrole redelijkerwijs noodzakelijk is voor de vervulling van de taak van de toezichthouder. Daarnaast zijn de tijdstippen van het toezicht (twee maal kort achter elkaar) niet onevenredig bezwarend voor appellant, mede omdat zijn werknemers op de hoogte waren van de controle van 22 januari 2020. Beoordeling door het College
5. Voor de beoordeling van deze zaak gaat het College uit van het wettelijk kader zoals dat is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak. Deze bijlage maakt deel uit van de uitspraak.