In deze uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 2 mei 2023, zaaknummer 22/785, staat de afwijzing van de subsidieaanvraag van Artius Management B.V. voor het vierde kwartaal van 2020 centraal. De aanvraag was gebaseerd op de Regeling subsidie financiering vaste lasten COVID-19 (TVL). De minister van Economische Zaken en Klimaat had de aanvraag afgewezen omdat Artius Management niet voldeed aan de eis dat het omzetverlies ten opzichte van het vierde kwartaal van 2019 ten minste 30% moest zijn. De minister had het omzetverlies berekend op basis van gegevens van de Belastingdienst, maar Artius Management betwistte deze berekening en stelde dat de minister de omzet had moeten baseren op de jaarrekeningen.
Het College oordeelde dat de minister de juiste procedure had gevolgd en dat de door Artius Management aangevoerde gronden niet slagen. Het College wees erop dat in het aanvraagformulier duidelijk was aangegeven dat de aangifte omzetbelasting bij de hand gehouden moest worden voor het invullen. Bovendien volgde het College niet de stelling van Artius Management dat besluiten over eerdere kwartalen bij het beroep betrokken moesten worden, aangezien daarover geen beslissingen op bezwaar waren genomen. De uitspraak benadrukt het belang van de regels en procedures die zijn vastgesteld in de TVL-regeling en bevestigt dat de minister de omzet op basis van de aangifte omzetbelasting mocht vaststellen.
De uitspraak concludeert dat de beroepsgronden van Artius Management niet slagen en verklaart het beroep ongegrond. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden. Deze beslissing is openbaar uitgesproken en ondertekend door mr. I.M. Ludwig, met mr. M.B. van Zantvoort als griffier.