ECLI:NL:CBB:2023:220
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing subsidieaanvraag op grond van de Regeling subsidie financiering vaste lasten startende MKB-ondernemingen COVID-19
In deze zaak heeft de vennootschap B.V. beroep ingesteld tegen de afwijzing van haar subsidieaanvraag door de minister van Economische Zaken en Klimaat op grond van de Regeling subsidie financiering vaste lasten startende MKB-ondernemingen COVID-19 (SVL). De aanvraag werd afgewezen omdat de vennootschap niet voldeed aan de eisen van de SVL, specifiek dat de inschrijfdatum in het handelsregister tussen 1 oktober 2019 en 30 juni 2020 moest liggen. De vennootschap was op 25 februari 2019 ingeschreven, wat haar buiten de doelgroep plaatste.
De vennootschap voerde aan dat de datum van inschrijving niet relevant zou moeten zijn, maar dat gekeken moest worden naar de datum waarop zij omzet kon genereren, namelijk de datum van de verlening van de drank- en horecavergunning of de opening voor publiek. De minister stelde echter dat het beroep te laat was ingediend en dat de overschrijding van de termijn niet verschoonbaar was. De vennootschap had het bestreden besluit niet digitaal ontvangen, maar per gewone post, wat het College geloofwaardig achtte. Het beroepschrift werd tijdig ingediend, omdat het binnen zes weken na de bekendmaking van het besluit was ontvangen.
Het College oordeelde dat de minister de subsidieaanvraag terecht had afgewezen, omdat de vennootschap niet voldeed aan de voorwaarden van de SVL. Het beroep op het vertrouwensbeginsel werd afgewezen, omdat er geen toezeggingen of uitlatingen waren gedaan door de minister die de vennootschap konden doen geloven dat zij in aanmerking zou komen voor de subsidie. De afbakening van de doelgroep was volgens het College niet in strijd met het evenredigheidsbeginsel. Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard en hoefde de minister geen proceskosten te vergoeden.