Op 2 mei 2023 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan in de zaak tussen [naam 1] B.V. en de minister van Economische Zaken en Klimaat, zaaknummer 22/799. De minister had de aanvraag van [naam 1] voor een subsidie op grond van de Regeling subsidie financiering vaste lasten startende MKB-ondernemingen COVID-19 (SVL) afgewezen. De reden voor de afwijzing was dat [naam 1] niet voldeed aan de inschrijvingseis, die vereist dat de inschrijfdatum in het handelsregister moet liggen tussen 1 oktober 2019 en 30 juni 2020. [naam 1] had zich ingeschreven op 4 oktober 2018, wat buiten deze periode valt.
[naam 1] heeft bezwaar gemaakt tegen de afwijzing, maar de minister verklaarde dit bezwaar ongegrond. In beroep stelde [naam 1] dat de strikte uitleg van de inschrijvingseis onevenredig benadeling met zich meebracht, vooral gezien de coronamaatregelen die haar onderneming hadden getroffen. Het College oordeelde echter dat de minister de aanvraag terecht had afgewezen, omdat de inschrijfdatum niet voldeed aan de gestelde eisen.
Het College benadrukte dat de SVL-subsidie specifiek gericht is op startende MKB-ondernemingen die in de relevante periode zijn ingeschreven. De keuze van de regelgever om deze eis te hanteren is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel. Het College concludeerde dat de beroepsgronden van [naam 1] niet slagen en verklaarde het beroep ongegrond. De minister is niet verplicht om proceskosten te vergoeden.