ECLI:NL:CBB:2023:207
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - meervoudig
- R.W.L. Koopmans
- T. Pavićević
- M.P. Glerum
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de subsidieaanvraag op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 en de kwalificatie van doorlevering van voorraad en personeel als omzet
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 25 april 2023, zaaknummer 22/1236, wordt de aanvraag van [naam 1] B.V. voor een subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) beoordeeld. De staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat had eerder een subsidie verleend, maar deze op nihil vastgesteld omdat [naam 1] niet voldeed aan de eis van ten minste 30% omzetverlies. Het College oordeelt dat de doorlevering van voorraad en personeel tegen kostprijs aan andere McDonald's restaurants kwalificeert als omzet in de zin van de TVL, ongeacht of er een winstmarge op de verkoopprijs zit. Dit betekent dat de ontvangen bedragen door [naam 1] als omzet moeten worden aangemerkt.
Het College behandelt de argumenten van [naam 1], die stelt dat de minister bij de berekening van het omzetverlies moet uitgaan van de financiële administratie in plaats van de aangifte omzetbelasting. De minister daarentegen stelt dat hij bevoegd is om de subsidie op nihil vast te stellen en dat de aangifte omzetbelasting als uitgangspunt moet dienen. Het College concludeert dat de minister terecht de aangifte omzetbelasting heeft gebruikt voor de berekening van het omzetverlies, aangezien [naam 1] over haar gehele omzet omzetbelasting betaalt.
Uiteindelijk oordeelt het College dat het beroep van [naam 1] ongegrond is, en dat de minister de subsidie terecht op € 0,- heeft vastgesteld. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor ondernemers om de juiste omzetcijfers aan te geven en de gevolgen van interne doorbelasting van kosten voor de subsidieaanvragen.