In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 11 april 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de Autoriteit Financiële Markten (AFM). De appellant, [naam], had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin de AFM een bestuurlijke boete van € 75.000,- had opgelegd wegens het feitelijk leidinggeven aan een overtreding van de prospectusplicht op grond van de Wet op het financieel toezicht (Wft). De rechtbank had in haar uitspraak de beroepsgronden van de appellant over functiescheiding en het gelijkheidsbeginsel verworpen.
Het College bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de AFM voldoende had aangetoond dat er geen strijd was met het gelijkheidsbeginsel. De appellant had betwist dat hij feitelijk leiding had gegeven aan de overtreding, maar het College was van mening dat de argumenten van de appellant niet opgingen. De AFM had in eerdere zaken weliswaar op verschillende manieren gehandeld, maar de omstandigheden waren niet vergelijkbaar, waardoor de beslissing om een boete op te leggen gerechtvaardigd was.
De uitspraak van het College is openbaar uitgesproken en bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank, waarbij de AFM niet in de kosten van het hoger beroep werd veroordeeld. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is in aanwezigheid van de griffier uitgesproken.