Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 maart 2023 in de zaak tussen
[naam 1] B.V., te [plaats 1] ( [naam 1] ),
de minister van Economische Zaken en Klimaat (de minister)
Procesverloop
[naam 2] ( [naam 2] ) verschenen. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
Overwegingen
15 maart 2020 in het handelsregister stonden ingeschreven met SBI-codes die passen bij een ambulante onderneming of horecaonderneming geldt een uitzondering op de vestigingseis. Deze uitzondering geldt niet voor [naam 1] die op de peildatum stond ingeschreven met SBI-code 4777 (Winkels in juweliersartikelen en uurwerken). Volgens de inschrijving in het handelsregister was [naam 1] gevestigd aan de [adres 1] te [plaats 2] ( [adres 1] ) en was dit haar bezoekadres, met als postadres de [adres 2] te [plaats 1] ( [adres 2] ). Uit een door [naam 1] overgelegde foto van de woning aan de [adres 2] blijkt dat dit overduidelijk een privéwoning betreft. Omdat [naam 1] volgens de gegevens uit het handelsregister was gevestigd op het privéadres van [naam 2] , heeft de minister aanvullende gegevens opgevraagd. Uit de vervolgens door [naam 1] overgelegde huurovereenkomst met betrekking tot de [adres 1] bleek dat [naam 1] op deze locatie slechts een virtueel kantoor houdt, waarvoor zij € [… 3] ,- per maand betaalt. Om van een vestiging te kunnen spreken dient er sprake te zijn van een duurzame uitoefening van activiteiten. Een virtueel kantoor is een statische situatie. Van activiteiten zoals administratie, verkoop en inkoop is dan geen sprake. [naam 1] heeft zelf aangegeven dat de locatie aan de [adres 2] fungeert als postadres en werklocatie en dat de bedrijfsunit aan de [adres 1] een registratieadres betreft. Daarom concludeert de minister dat [naam 1] niet voldoet aan de vestigingseis.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven;
- draagt de minister op het betaalde griffierecht van € 360,- aan [naam 1] te vergoeden.