Op 7 maart 2023 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan in de zaak van [de onderneming] B.V. tegen de niet-ontvankelijk verklaring van hun bezwaarschrift door de minister van Economische Zaken en Klimaat. De onderneming had verzet aangetekend tegen een eerdere uitspraak van 2 augustus 2022, waarin het College het beroep van de onderneming ongegrond had verklaard. De onderneming stelde dat zij de notificatie e-mail van 14 juli 2021, waarin het besluit van die datum werd aangekondigd, niet had ontvangen. Het College oordeelde echter dat de notificatie correct was verzonden naar het opgegeven e-mailadres en dat de onderneming had ingestemd met het ontvangen van digitale berichten. Hierdoor was de bezwaartermijn van zes weken, die eindigde op 25 augustus 2021, overschreden en was het bezwaarschrift van 15 oktober 2021 te laat ingediend.
Het College benadrukte dat de bezwaartermijn dwingend is geregeld in de wet en dat een te laat ingediend bezwaarschrift alleen ontvankelijk kan zijn bij verschoonbare omstandigheden, welke in dit geval niet aanwezig waren. De onderneming voerde verder aan dat het gelijkheidsbeginsel was geschonden omdat andere aanvragers een laatste kans kregen om omzetgegevens in te dienen, maar dit argument werd verworpen omdat het in die situatie niet om een dwingend wettelijk geregelde termijn ging. Uiteindelijk concludeerde het College dat de eerdere uitspraak van 2 augustus 2022 juist was en verklaarde het verzet ongegrond, waardoor de zaak met deze uitspraak eindigde. De minister werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.