5.4In de Energielijst 2020 is, onder meer, het volgende opgenomen:
“1.2 Welke kosten komen in aanmerking?
U kunt EIA toepassen op kosten van (onderdelen van) bedrijfsmiddelen die aan de energieprestatie-eisen voldoen. Ook voorzieningen die technisch noodzakelijk zijn voor deze bedrijfsmiddelen en die u alleen daarvoor gebruikt, vallen onder deze kosten. Bijvoorbeeld leidingen, appendages en meet- en regelapparatuur.
Voldoet een bedrijfsmiddel aan de energieprestatie-eisen, dan komen de volgende kosten in aanmerking voor EIA:
•
Aanschafkosten
- Aankoopsom, inclusief kosten die u betaalt aan derden om het bedrijfsmiddel bedrijfsklaar te krijgen, bijvoorbeeld montagekosten.
- Omzetbelasting die u aan leveranciers betaalt als u omzetbelasting niet kunt verrekenen.
•
Voortbrengingskosten
- Arbeidskosten van uw eigen werknemers, ingehuurde medewerkers en loonwerkers die het bedrijfsmiddel produceren of installeren.
- Kosten voor materialen uit uw magazijn of onderdelen van het bedrijfsmiddel die onder uw regie worden gekocht en geïnstalleerd.
- Omzetbelasting die u aan leveranciers betaalt als u omzetbelasting niet kunt verrekenen.
•
Kosten van aanpassingen aan bestaande bedrijfsmiddelen
- Aanschaf- en montagekosten voor nieuwe materialen. Activeer deze kosten wel op de balans.
•
Kosten voor een energieadvies of EPA maatwerkadvies
- De voorwaarden die hieraan verbonden zijn, vindt u in hoofdstuk 3, bij onderdeel G.
•
De kosten die niet in aanmerking komen zijn:
- Kosten voor bedrijfsmiddelen die eerder zijn gebruikt.
- Kosten voor grond, woningen*, personenauto’s en vaartuigen die een andere bestemming hebben dan beroepsvervoer, dieren, effecten, vorderingen, goodwill, vergunningen, ontheffingen, concessies en andere publiekrechtelijke dispensaties.
- Onderhoudskosten.” (…)
“210801 [W] [GEWIJZIGD]
Koude- of warmteterugwinningssysteem uit ventilatielucht (> 1.000 m3 per uur)
Bestemd voor: het koelen of verwarmen van bedrijfsgebouwen door het benutten van koude of warmte in de afzuiglucht,
en bestaande uit: luchtbehandelingskast, met een luchtdebiet van meer dan 1.000 m³ per uur, met warmtewisselaar met een rendement van minimaal 78% en een maximaal drukverlies van 230 Pa over de warmtewisselaar en een maximale luchtsnelheid van 1,6 m/s in de kast, (eventueel) extra warmtewisselaar voor luchtontvochtiging, waarbij de te drogen lucht eerst wordt afgekoeld in een warmtewisselaar en vervolgens nagekoeld in een verdamper, (eventueel) gesloten adsorptie koelcircuit waarbij de benodigde warmte afkomstig is van afvalwarmte of duurzame warmte.
De koelmachine, ketel,
luchtkanalen inclusief luchtroosters, luchtregelkleppen of luchtbrandkleppen en warmtepompen komen niet in aanmerking.De genoemde technische eisen dienen bepaald te zijn conform NEN-EN 13053:2018.
Het maximum investeringsbedrag voor meet- en regeltechniek dat voor Energie-investeringsaftrek in aanmerking komt bedraagt € 5.000 per koude- of warmteterugwinningssysteem.
Toelichting:
Luchtbehandelingskasten uitgevoerd met een koude- of warmteterugwinningssysteem met het huidige Eurovent label A of hoger komen in aanmerking voor Energie-investeringsaftrek.
Warmtepompen kunnen gemeld worden onder code 211103 of 211104”
[cursivering: College]
6. Het College is van oordeel dat uit de wet, in samenhang gelezen met de Uitvoeringsregeling, de bijlage bij de Uitvoeringsregeling en de Energielijst 2020 (hierboven gecursiveerd weergegeven), duidelijk blijkt dat luchtkanalen zijn uitgesloten van de energie-investeringsaftrek. Het betoog van appellante dat in dit geval geen sprake is van luchtkanalen maar slechts van een aansluitstuk van de luchtkanalen, kan naar het oordeel van het College niet slagen. Daarbij verwijst het College naar de door appellante zelf verstuurde e-mail van 16 december 2020 waarbij appellante stelt dat “[v]olgens de adviseur (…) de luchtkanalen een technische noodzaak [zijn] om de nieuwe luchtbehandelingskast te laten functioneren.” In het door appellante geciteerde stuk van deze adviseur (de heer [naam 4] van NIBAG) spreekt deze over (maatwerk)luchtkanalen. Appellante heeft niet gemotiveerd onderbouwd dat in dit geval geen sprake is van luchtkanalen als bedoeld in de bijlage bij de Uitvoeringsregeling en de Energielijst 2020, maar van aansluitstukken die wel onder de energie-investeringsaftrek vallen.
7. Het beroep van appellante op het vertrouwensbeginsel slaagt niet. Zoals hierboven is overwogen, volgt duidelijk uit de wet- en regelgeving dat luchtkanalen in dit geval zijn uitgezonderd van de energie-investeringsaftrek. Ook het beroep van appellante op het evenredigheidsbeginsel slaagt niet. Dat appellante door de juiste toepassing van de hier aan de orde zijnde regelgeving minder energie-investeringsaftrek krijgt, betekent niet dat zij onevenredig zwaar wordt getroffen.
8. Verweerder heeft dan ook terecht de kosten voor de luchtkanalen buiten beschouwing gelaten. Het beroep van appellante is ongegrond.
Overschrijding redelijke termijn