Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van 25 oktober 2022 in de zaak tussen
[naam] , te [plaats] , appellant,
de Kamer van Koophandel (KvK), verweerster
de Staat der Nederlanden (de minister van Justitie en Veiligheid), de Staat.
Procesverloop
Overwegingen
4.6. Verweerster had het verzoek om afscherming van het (woonadres als) bezoekadres van de Stichting moeten toetsen aan de voorwaarden daarvoor van artikel 51, derde lid, onder a tot en met e, van het Hrb 2008, waaronder de voorwaarde van een waarschijnlijke dreiging. Dat heeft verweerster niet gedaan. Tussen partijen is niet in geschil, en ook de voorzieningenrechter gaat ervan uit, dat in het in dit geding aan de orde zijnde geval van verzoeker aan de hiervoor genoemde voorwaarden voor afscherming van het bezoekadres is voldaan. De voorzieningenrechter is ook van oordeel dat verzoeker aannemelijk heeft gemaakt dat het voor hem niet mogelijk is om op korte termijn voor de Stichting een ander bezoekadres te laten registreren.
18 december 2020, dat verweerster, naar het College begrijpt naar aanleiding van het bezwaarschrift van appellant, op grond van de AVG zou hebben genomen. Laatstgenoemd besluit is niet overgelegd.
Beslissing
- verklaart het beroep voor zover gericht tegen het bestreden besluit gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- verklaart zich onbevoegd kennis te nemen van het beroep voor zover gericht tegen het besluit van 18 december 2020;
- veroordeelt de Staat tot betaling aan appellant van een schadevergoeding van € 500,-.