Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 oktober 2022 in de zaak tussen
[naam] B.V., te [plaats] , appellante
de minister van Economische Zaken en Klimaat, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
(€ 1.511,40 van de referentieomzet van € 7.557,00). Nu dit niet ten minste € 3.000,- bedraagt, komt appellante op grond van artikel 2.1.1, tweede lid, onder b, van de TVL niet in aanmerking voor de subsidie. Verweerder betwist verder dat hij gehouden is uit te gaan van de overgelegde suppletieaangifte, indien deze aantoonbaar niet correct is. De factuurdatum is bepalend voor de periode waarin de omzet opgegeven dient voor de btw-aangifte. De factuur is van 28 maart 2020 en dus is appellante btw-belasting verschuldigd op die dag. Appellante dient de omzet van de factuur van 28 maart 2020 in het geheel op te geven in het eerste kwartaal 2020 en dat had appellante ook gedaan bij haar aangifte van 8 april 2020.
Beslissing
- draagt verweerder op om binnen vier weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek in het bestreden besluit te herstellen dan wel een ander besluit daarvoor in de plaats te nemen, met inachtneming van wat in deze uitspraak is overwogen;
- houdt iedere verdere beslissing aan.