ECLI:NL:CBB:2022:667

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
26 augustus 2022
Publicatiedatum
23 september 2022
Zaaknummer
21/995
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Geheimhoudingsbeslissing
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de geheimhoudingsbeslissing in hoger beroep inzake vertrouwelijke informatie in mededingingszaak

In deze zaak heeft appellante, een B.V., hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 29 juli 2021, waarin de Autoriteit Consument en Markt (ACM) betrokken is. De ACM heeft een vertrouwelijke versie van een gedingstuk overgelegd en verzocht om beperking van de kennisneming door de partijen, met verwijzing naar artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechter-commissaris is gevraagd om te beslissen over deze beperking.

De rechter-commissaris heeft in zijn overwegingen de belangen van de partijen afgewogen. Enerzijds is er het belang dat alle partijen gelijkelijk toegang hebben tot relevante informatie voor het hoger beroep, anderzijds is er het belang van de ACM om vertrouwelijke informatie te beschermen die noodzakelijk is voor de uitoefening van haar taken. De ACM heeft aangevoerd dat een bepaalde passage vertrouwelijke persoonlijke opvattingen bevat van een medewerker van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) en dat deze passage niet relevant is voor de procedure.

De rechter-commissaris heeft geoordeeld dat er voldoende gewichtige redenen zijn om de beperking van de kennisneming gerechtvaardigd te achten. Hij heeft geconcludeerd dat de vertrouwelijkheid van de informatie moet worden geëerbiedigd, omdat onbeperkte kennisneming tot onevenredige schade voor de verstrekker kan leiden. Het College kan alleen met toestemming van de andere partijen uitspraak doen op basis van het vertrouwelijke stuk. Appellante en de Federatie van Gezondheidszorgpsychologen en Psychotherapeuten (FGzPt) zijn verzocht om binnen twee weken schriftelijk aan te geven of zij instemmen met deze gang van zaken.

Uitspraak

beslissing

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 21/995
beslissing van de rechter-commissaris op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht in het hoger beroep van

[appellante] B.V. te [plaats] (appellante)

(gemachtigde: mr. K.J. Breedijk),
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 29 juli 2021, kenmerk ROT 20/428, in het geding tussen
appellante
en
de Autoriteit Consument en Markt(ACM)
(gemachtigden: mr. N. de Jong, mr. N. Saanen en mr. T. Telder).

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: de Federatie van Gezondheidszorgpsychologen en Psychotherapeuten (FGzPt),

(gemachtigde: mr. C.J. van Dijk).

Procesverloop

Appellante heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 29 juli 2021 (ECLI:NL:RBROT:2021:7287).
ACM heeft de vertrouwelijke versie van gedingstuk 15 overgelegd en met verwijzing naar artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) medegedeeld dat uitsluitend het College kennis zal mogen nemen van dit stuk.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Awb beslist het College of de weigering dan wel beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is. Met toepassing van artikel 8:12 van de Awb heeft het College een rechter-commissaris opgedragen deze beslissing te nemen.
2. De door de rechter-commissaris te nemen beslissing vergt een afweging van belangen. Enerzijds speelt hierbij het belang dat partijen gelijkelijk beschikken over de voor het hoger beroep relevante informatie en het belang dat het College beschikt over alle informatie die nodig is om de zaak op een juiste en zorgvuldige wijze af te doen. Daar staat tegenover dat onbeperkte kennisname van bepaalde gegevens het belang van een of meer partijen onevenredig kan schaden, terwijl ACM er belang bij heeft ook in de toekomst de informatie aangeleverd te krijgen die zij voor een goede uitoefening van haar taken nodig heeft.
3. ACM heeft in de brief van 23 november 2021 aangevoerd dat vertrouwelijke behandeling van een passage van stuk 15 (een notitie van een telefoongesprek met de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) van 19 juni 2019) geboden is, omdat deze persoonlijke opvattingen bevat van een medewerker van de NZa die vertrouwelijk aan ACM zijn meegedeeld. De uiting betreft volgens ACM geen formeel standpunt van de NZa dat in deze procedure relevant is.
4. De rechter-commissaris gaat ervan uit dat ACM hiermee heeft bedoeld te zeggen dat de betreffende passage persoonlijke beleidsopvattingen bevat die zijn opgesteld ten behoeve van intern beraad, in de zin van artikel 5.2 van de Wet open overheid (zoals dat geldt per 1 mei 2022; voorheen artikel 11 van de Wet openbaarheid van bestuur).
5. De rechter-commissaris is van oordeel dat er op de door ACM aangevoerde gronden voldoende gewichtige redenen zijn om de beperking van de kennisneming gerechtvaardigd te achten. De rechter-commissaris acht aannemelijk dat sprake is van persoonlijke beleidsopvattingen ten behoeve van intern beraad. De vertrouwelijkheid ervan dient te worden geëerbiedigd, omdat onbeperkte kennisneming van deze informatie tot een onevenredig nadeel voor de verstrekker van de gegevens zal kunnen leiden, terwijl kennisneming van deze informatie door de partijen die er niet over beschikken niet noodzakelijk is om hun belangen naar behoren te kunnen bepleiten.
6. Het College kan alleen met toestemming van de andere partijen mede op de grondslag van dit stuk uitspraak doen. Appellante en de FGzPt worden verzocht om binnen twee weken na heden schriftelijk kenbaar te maken of zij ermee instemmen dat het College mede op grondslag van de vertrouwelijke versie van stuk 15 uitspraak doet op het hoger beroep.

Beslissing

De rechter-commissaris:
- beslist dat beperking van de kennisneming van stuk 15 gerechtvaardigd is;
- verzoekt appellante en de FGzPt om binnen twee weken na heden schriftelijk aan het College kenbaar te maken of zij ermee instemmen dat het College mede op grondslag van de vertrouwelijke versie van stuk 15 uitspraak doet op het hoger beroep.
Aldus genomen door mr. S.C. Stuldreher, in tegenwoordigheid van mr. D. de Vries als griffier, op 25 augustus 2022.
w.g. S.C. Stuldreher w.g. D. de Vries