Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
[appellante] B.V. te [plaats] (appellante)
en
College van Beroep voor het bedrijfsleven
In deze zaak heeft appellante, een B.V., hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 29 juli 2021, waarin de Autoriteit Consument en Markt (ACM) betrokken is. De ACM heeft een vertrouwelijke versie van een gedingstuk overgelegd en verzocht om beperking van de kennisneming door de partijen, met verwijzing naar artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechter-commissaris is gevraagd om te beslissen over deze beperking.
De rechter-commissaris heeft in zijn overwegingen de belangen van de partijen afgewogen. Enerzijds is er het belang dat alle partijen gelijkelijk toegang hebben tot relevante informatie voor het hoger beroep, anderzijds is er het belang van de ACM om vertrouwelijke informatie te beschermen die noodzakelijk is voor de uitoefening van haar taken. De ACM heeft aangevoerd dat een bepaalde passage vertrouwelijke persoonlijke opvattingen bevat van een medewerker van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) en dat deze passage niet relevant is voor de procedure.
De rechter-commissaris heeft geoordeeld dat er voldoende gewichtige redenen zijn om de beperking van de kennisneming gerechtvaardigd te achten. Hij heeft geconcludeerd dat de vertrouwelijkheid van de informatie moet worden geëerbiedigd, omdat onbeperkte kennisneming tot onevenredige schade voor de verstrekker kan leiden. Het College kan alleen met toestemming van de andere partijen uitspraak doen op basis van het vertrouwelijke stuk. Appellante en de Federatie van Gezondheidszorgpsychologen en Psychotherapeuten (FGzPt) zijn verzocht om binnen twee weken schriftelijk aan te geven of zij instemmen met deze gang van zaken.