ECLI:NL:CBB:2022:64
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Schadevergoedingsuitspraak
- Rechtspraak.nl
Schadevergoeding en proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure onder de Meststoffenwet
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 8 februari 2022, met zaaknummer 19/1958, is het beroep van appellante, [naam] V.O.F., gegrond verklaard. De zaak betreft een geschil over de toepassing van de Meststoffenwet en de motivering van een besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. In een eerdere tussenuitspraak van 22 juni 2021 (ECLI:NL:CBB:2021:634) had het College de minister opgedragen om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, omdat het eerdere besluit niet deugdelijk was gemotiveerd. De minister heeft vervolgens een wijzigingsbesluit genomen, maar appellante heeft hierop niet gereageerd.
Het College heeft geoordeeld dat de minister in het wijzigingsbesluit zijn motivering heeft hersteld, maar dat appellante recht heeft op schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De procedure heeft meer dan twee jaar geduurd, wat in strijd is met de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Het College heeft vastgesteld dat appellante recht heeft op een schadevergoeding van € 2.000,-, die wordt verdeeld tussen de minister en de Staat der Nederlanden, omdat de overschrijding van de termijn aan beide partijen kan worden toegerekend.
Daarnaast heeft het College de minister en de Staat veroordeeld tot betaling van de proceskosten van appellante, die zijn vastgesteld op € 1.518,- voor de rechtsbijstand in beroep en € 289,50 voor de rechtsbijstand in verband met het verzoek om schadevergoeding. Het College heeft ook bepaald dat het griffierecht aan appellante wordt vergoed. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier, hoewel de voorzitter verhinderd was om de uitspraak te ondertekenen.