In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 26 juli 2022, zaaknummer 21/1002, is de aanvraag van [naam 1] N.V. voor een subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het vierde kwartaal van 2020 afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat de onderneming niet voldeed aan de voorwaarde dat de vaste lasten ten minste € 3.000,- moesten bedragen. De omzet in de referentieperiode, Q4 2019, was vastgesteld op € 16.363,-, wat resulteerde in vaste lasten van € 2.945,34. Appellante voerde aan dat haar omzet lager was door een vakantiesluiting, maar het College oordeelde dat deze omstandigheden geen aanleiding gaven om af te wijken van de strikte regels van de TVL. De wetgeving biedt geen ruimte voor uitzonderingen, behalve in zeer bijzondere gevallen, en de vakantiesluiting werd niet als zodanig beschouwd. Het College verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt de strikte toepassing van de regels rondom de TVL en de noodzaak voor ondernemers om aan de gestelde voorwaarden te voldoen.