In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 26 juli 2022, zaaknummer 21/733, staat de vraag centraal of de appellant, een eenmanszaak, recht heeft op subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor de maanden januari tot en met maart 2021. De appellant had zijn aanvraag voor subsidie ingediend, maar deze was door de minister van Economische Zaken en Klimaat afgewezen. De minister stelde dat de appellant niet voldeed aan de voorwaarden van de TVL, omdat hij niet als starter kon worden aangemerkt. De appellant had zijn eenmanszaak in 2013 ingeschreven, maar had in 2017 zijn activiteiten gestaakt en in 2019 een café overgenomen, waarbij hij de inschrijving bij de Kamer van Koophandel had aangepast.
Het College oordeelde dat de minister ten onrechte de datum van inschrijving in 2013 als referentie had genomen. Het College concludeerde dat de appellant, gezien de wijziging van zijn activiteiten en de overname van het café, als een starter moest worden aangemerkt. De aanpassing van de inschrijving bij de KvK in verband met de start van nieuwe bedrijfsactiviteiten in een bestaande eenmanszaak moet worden gezien als een eerste inschrijving. Het College vernietigde het bestreden besluit van de minister en droeg hem op om binnen vier weken een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening gehouden moet worden met deze uitspraak. Tevens werd het door de appellant betaalde griffierecht vergoed.