Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van 12 juli 2022 op het hoger beroep van:
[appellant] , te [plaats 1] , appellant
(gemachtigde: mr. M.Ch. Kaaks),
[betrokkene], betrokkene
College van Beroep voor het bedrijfsleven
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de accountantskamer van 4 mei 2020, waarin de klacht tegen betrokkene, een registeraccountant, ongegrond werd verklaard. Appellant verwijt betrokkene dat zij heeft gehandeld in strijd met de voor haar geldende gedrags- en beroepsregels, omdat er fouten in de jaarrekening 2016 van [naam 13] zouden staan die aan betrokkene kunnen worden verweten. De accountantskamer oordeelde dat er geen bewijs was voor de persoonlijke betrokkenheid van betrokkene bij het opstellen van deze jaarrekening. Appellant heeft in hoger beroep volhard in zijn stelling dat betrokkene verantwoordelijk is voor de jaarrekening, maar het College van Beroep voor het Bedrijfsleven oordeelt dat deze stelling niet kan worden onderbouwd met nieuwe feiten of omstandigheden. Het College concludeert dat de klacht niet kan worden uitgebreid en dat de eerdere uitspraak van de accountantskamer moet worden bevestigd. Het hoger beroep wordt ongegrond verklaard.