9.2Op grond van artikel 1, aanhef en onder a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht kan een veroordeling in de kosten als bedoeld in artikel 8:75 onderscheidenlijk een vergoeding van de kosten als bedoeld in artikel 7:15, tweede lid, of 7:28, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht uitsluitend betrekking hebben op kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Het College overweegt dat van beroepsmatig verleende rechtsbijstand sprake is indien niet slechts incidenteel rechtshulp wordt verleend en voor die rechtshulp enigerlei vergoeding in rekening wordt gebracht. Het verschaffen van rechtsbijstand dient een vast onderdeel te vormen van een duurzame, op het vergaren van een inkomen gerichte taakuitoefening. Gelet op de door gemachtigde beschreven werkzaamheden, die door verweerder niet zijn betwist, ziet het College geen aanknopingspunten voor het oordeel dat geen sprake is van beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Dit betekent dat verweerder ten onrechte het verzoek om de in bezwaar gemaakte proceskosten te vergoeden heeft afgewezen en dat het College de vergoeding van deze kosten hierna in 11.10 zal vaststellen.
10. Gelet op hetgeen onder 5.4, 6 en 9.2 is overwogen, is het beroep gegrond en komen het bestreden besluit en de correctiekorting voor vernietiging in aanmerking. Het College ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Awb, de rechtsgevolgen van het bestreden besluit en de correctiekorting in stand te laten. Gelet op hetgeen onder 5.1 tot en met 5.4 is overwogen, had verweerder bij de toepassing van artikel IVa van de Wijzigingswet de heffing moeten berekenen aan de hand van de volgende formule:
aantal dagen dat een koppel vanaf 1 januari 2018 werkelijk in een stal aanwezig was gedeeld door het werkelijke totaal aantal dagen dat het koppel vanaf de opzetdatum in een stal aanwezig was (omloopsnelheid), waarna de uitkomst van deze breuk moet worden vermenigvuldigd met het werkelijke aantal op de vóór 1 januari 2018 gelegen opzetdatum aangevoerde dieren en vervolgens met het voor 2018 geldende tarief voor de desbetreffende diercategorie.
Heffing Overgangsregeling =
(
werkelijk aantaldagen 2018 en 2019) /
werkelijkeomloopsnelheid) * werkelijk
aantal vóór 1 januari 2018 opgezettedieren * tarief 2018.
Herberekening aan de hand van deze formule leidt niet tot een lagere heffing dan die appellante is opgelegd bij het bestreden besluit. Voor wat betreft deze herberekening geldt
dat daarbij dan alsnog moet worden uitgegaan van het aantal dieren dat op genoemde opzetdatum is aangevoerd en dat dit aantal voor alle stallen van appellante hoger ligt dan waarvan verweerder bij die herberekening is uitgegaan, zodat de heffing dan hoger zou uitvallen. Voor de berekening van de correctiekorting, die (ten onrechte, zie onder 6) is gebaseerd op de in het primaire besluit gebruikte berekeningswijze, geldt, gelet op de lagere berekening van de heffing in het bestreden besluit, dat deze korting weliswaar hoger zou uitvallen bij berekening volgens de in deze overweging hierboven opgenomen formule, maar de heffing die dan resteert is nog steeds hoger dan de heffing die resteert indien wordt uitgegaan van de bij het bestreden besluit en de correctiekorting vastgestelde bedragen. Het voorgaande brengt gelet op het verbod van reformatio in peius mee dat de bedragen zoals vastgesteld bij het bestreden besluit en de correctiekorting gehandhaafd dienen te blijven.
Proceskosten
11. Het College zal verweerder veroordelen in de door appellante gemaakte proceskosten. Daarbij ziet het College aanleiding, met toepassing van artikel 2, derde lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb), de hoogte van de te vergoeden proceskosten, voor zover nodig in afwijking van de artikelen 2, eerste lid, en 3, eerste lid, van het Bpb als volgt vast te stellen.