In deze uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 5 juli 2022, zaaknummer 20/1028, is het beroep van appellante ongegrond verklaard. Appellante had een subsidie aangevraagd voor een warmtepomp in haar nieuwbouwwoning, maar haar aanvraag werd afgewezen omdat deze te laat was ingediend. De aanvraag moest binnen zes maanden na de installatie van de warmtepomp worden ingediend, maar appellante deed dit pas op 29 mei 2020, terwijl de oplevering van haar woning op 20 september 2019 had plaatsgevonden. Appellante stelde dat zij pas maanden na de oplevering door het bouwbedrijf op de hoogte was gesteld van de mogelijkheid om een subsidieaanvraag in te dienen. Ze voerde ook aan dat een andere aanvrager uit hetzelfde nieuwbouwproject, die ook te laat had aangevraagd, wel subsidie had gekregen, wat zij als onrechtvaardig beschouwde.
Het College oordeelde dat de Regeling nationale EZ-subsidies geen ruimte biedt voor een belangenafweging in gevallen van termijnoverschrijding. De omstandigheid dat appellante pas later geïnformeerd was, kon geen rol spelen in de beoordeling. Het College benadrukte dat het de verantwoordelijkheid van appellante was om tijdig een aanvraag in te dienen. Bovendien werd het beroep op het gelijkheidsbeginsel verworpen, omdat niet was vastgesteld dat de andere aanvrager in een vergelijkbare situatie verkeerde. De uitspraak bevestigde dat de afwijzing van de subsidieaanvraag terecht was, en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.