1.2Bij het primaire besluit heeft verweerder de last onder bestuursdwang opgelegd vanwege overtreding van artikel 1.7, aanhef en onder c, van het Besluit, artikel 1.7, aanhef en onder d, van het Besluit, artikel 2.4, vierde lid van het Besluit en artikel 2.4, vijfde lid, van het Besluit. Daarbij heeft verweerder appellant opgedragen om binnen twee dagen de volgende maatregelen te treffen:
1. Appellant moet zorgen dat de dieren een toereikende behuizing hebben onder voldoende hygiënische omstandigheden.
Dit betekent dat appellant ervoor moet zorgen dat de schapen kunnen beschikken over een schone, droge en comfortabele ligplaats en hygiënische huisvesting.
2. Wanneer een dier ziek of gewond lijkt, moet appellant zorgen dat dit dier onmiddellijk op passende wijze wordt verzorgd. Wanneer dit geen verbetering in de toestand van het dier brengt, moet appellant zo spoedig mogelijk een dierenarts raadplegen en het behandelplan uitvoeren.
Dit betekent dat appellant voor zieke of gewonde dieren een afspraak maakt met de praktiserend dierenarts om ze te laten beoordelen en zo nodig te laten behandelen. Ook dient appellant het behandelplan uit te voeren.
3. Appellant moet ervoor zorgen dat een ziek of gewond dier wordt afgezonderd in een passend onderkomen dat zo nodig is voorzien van droog strooisel.
Indien appellant de maatregelen niet (tijdig) uitvoert, laat verweerder de maatregelen door derden uitvoeren of worden de dieren van het bedrijf afgevoerd en op een andere locatie opgevangen. De kosten hiervan zullen op appellant worden verhaald.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de opgelegde last onder bestuursdwang gehandhaafd.
3 Op 13 augustus 2020 hebben een toezichthouder en een toezichthoudend dierenarts, beide van de NVWA, een hercontrole uitgevoerd op het bedrijf van appellant. De bevindingen van deze hercontrole zijn neergelegd in een rapport van bevindingen van 25 augustus 2020. Tijdens deze hercontrole is de praktiserend dierenarts ingeschakeld om acht kreupele schapen te verzorgen. Bij brief van 21 september 2020 heeft verweerder appellant bericht dat hij voornemens is de kosten van deze veterinaire verzorging bij appellant in rekening te brengen.
3. Appellant voert aan dat het opleggen van een last onder bestuursdwang disproportioneel is, gezien de aard van de gestelde verwijten en de erkenning dat alle overtredingen ongedaan zijn gemaakt. Daar komt bij dat op het bedrijf een nieuwe stal is gebouwd, zodat verweerder zijn handhavingsbevoegdheid oneigenlijk gebruikt. Het bedrijf van appellant is ten onrechte op een risicobedrijvenlijst geplaatst. Door het opleggen van de last onder dwangsom blijft ten onrechte een negatief dossier over appellant bestaan. Daarnaast voert appellant aan dat verweerder zijn besluitvorming niet heeft kunnen baseren op het rapport van bevindingen, omdat dit rapport van onvoldoende kwaliteit is en een deugdelijke onderbouwing mist. Zo zijn de vragen zeven tot en met tien van de veterinaire verklaring niet beantwoord en wordt in de veterinaire verklaring verwezen naar de risicobedrijvenlijst waardoor deze verklaring bevooroordeeld is. Dit is een schending van de motiveringsplicht. Appellant voert verder aan dat de dieren niet tegelijkertijd eten en dat er dus voldoende vreetplekken zijn. Ook is er geen hercontrole geweest en stonden de dieren vanaf het voorjaar buiten.
4. Verweerder voert aan dat hij terecht een last onder bestuursdwang heeft opgelegd wegens overtredingen op het gebied van dierenwelzijn. Deze overtredingen zijn beschreven in een rapport van bevindingen en worden daarnaast onderbouwd door de inhoud van een veterinaire verklaring. Ten aanzien van de vragen zeven tot en met tien van de veterinaire verklaring voert verweerder aan dat deze vragen gaan over de vraag of er contact is geweest met de praktiserend dierenarts, of er een medische behandeling nodig is en of er dieren meegevoerd moeten worden. Deze vragen zijn wel degelijk beantwoord door de toezichthoudend dierenarts en voor zover dat niet is gebeurd, acht verweerder het antwoord niet relevant voor de vraag of hij bevoegd was een last onder dwangsom op te leggen. Daarnaast vindt verweerder de enkele stelling van appellant dat de opgelegde last onder bestuursdwang disproportioneel is, onvoldoende voor de conclusie dat het bestreden besluit onrechtmatig is. Verder wijst verweerder erop dat de opgelegde maatregelen geen betrekking hebben op de vreetplekken en dat tijdens de hercontrole is gebleken dat de overtredingen niet zijn opgeheven.