ECLI:NL:CBB:2022:136
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de Subsidieregeling sanering varkenshouderijen en de definitie van dierenverblijf
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 29 maart 2022, betreft het een geschil tussen een appellant, een varkenshouder, en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de toepassing van de Subsidieregeling sanering varkenshouderijen. De appellant had een subsidie aangevraagd voor de sanering van zijn varkenshouderij, maar de minister had het subsidiebedrag vastgesteld op € 203.115,43, waarbij de buitenuitlopen van de varkens niet als dierenverblijf werden aangemerkt. De appellant betoogde dat deze buitenuitlopen wel degelijk als dierenverblijf moeten worden beschouwd, omdat ze een integraal onderdeel van de leefomgeving van de varkens vormen en voldoen aan de eisen van het '3 sterren Beter Leven keurmerk'.
Het College oordeelde dat de buitenuitlopen niet voldoen aan de definitie van dierenverblijf zoals vastgelegd in de Regeling, die vereist dat een dierenverblijf overdekt moet zijn. Het College concludeerde dat de minister terecht het subsidiebedrag had vastgesteld zonder de buitenuitlopen mee te rekenen. De appellant voerde aan dat deze beslissing in strijd was met het evenredigheidsbeginsel, maar het College oordeelde dat de strikte toepassing van de Regeling niet in strijd was met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
De uitspraak benadrukt de ruime beslissingsruimte die de minister heeft bij het opstellen van subsidieregelingen en dat de gekozen methodiek voor de berekening van het waardeverlies niet onrechtmatig is. Het College verklaarde het beroep van de appellant ongegrond, wat betekent dat de minister het subsidiebedrag correct had vastgesteld en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.