ECLI:NL:CBB:2021:99
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Fosfaatrechten en de gevolgen van de Meststoffenwet voor melkveehouders
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 2 februari 2021, zaaknummer 19/1385, staat de vaststelling van fosfaatrechten centraal. Appellant, een melkveehouder, heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, die op basis van artikel 23, derde lid, van de Meststoffenwet het fosfaatrecht van appellant heeft vastgesteld. De minister heeft het fosfaatrecht van appellant vastgesteld op 2.129 kg, wat later is verhoogd naar 2.193 kg na een herbeoordeling. Appellant betwistte deze vaststelling en stelde dat hij door de invoering van het fosfaatrechtenstelsel een individuele en buitensporige last ondervond, vooral omdat hij zijn bedrijf had moeten omzetten van een gemengd bedrijf met varkens naar een melkveebedrijf in het kader van de VIV-regeling. Het College overweegt dat de keuze voor deelname aan de VIV-regeling een ondernemerskeuze is en dat appellant niet heeft aangetoond dat hij beschikte over de benodigde vergunningen voor zijn uitbreidingsplannen. Het College concludeert dat de last die appellant ervaart niet als buitensporig kan worden aangemerkt, aangezien hij zelf de risico's van zijn investeringsbeslissingen draagt. De bescherming van het milieu en de volksgezondheid, zoals vastgelegd in de Nitraatrichtlijn, wegen zwaarder dan de belangen van appellant. Het beroep van appellant wordt ongegrond verklaard.