ECLI:NL:CBB:2021:911
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Fosfaatrecht en startersregeling in de Meststoffenwet: beoordeling van de cumulatieve voorwaarden voor fosfaatrechten
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 5 oktober 2021, zaaknummer 20/743, staat de beoordeling van het fosfaatrecht van een appellante centraal. De appellante, een pluimveehouderij, had beroep ingesteld tegen het besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waarin het fosfaatrecht op nul kg was vastgesteld. Dit besluit was gebaseerd op het feit dat appellante op de peildatum, 2 juli 2015, geen melkvee hield, wat een vereiste is voor de startersregeling onder de Meststoffenwet. De appellante voerde aan dat zij ten onrechte niet in aanmerking was gebracht voor de startersregeling, omdat zij in de opstartfase zat en droogstaande koeien hield. De minister had echter geoordeeld dat appellante niet voldeed aan de cumulatieve voorwaarden van de startersregeling, waaronder het houden van melkkoeien op de peildatum.
Het College oordeelde dat de appellante niet aan de voorwaarden voldeed, aangezien het houden van droogstaande koeien niet voldoende was om in aanmerking te komen voor de startersregeling. Daarnaast werd het fosfaatrechtenstelsel niet in strijd geacht met het recht op eigendom, zoals neergelegd in artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens. Het College concludeerde dat de appellante niet aannemelijk had gemaakt dat het fosfaatrechtenstelsel een individuele en buitensporige last op haar legde. De uitspraak eindigde met de beslissing dat het beroep ongegrond werd verklaard, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.